Iets met eendjes
Vorige week werd ik geïnterviewd over interviewen. Helaas kreeg ik achteraf te horen dat mijn minute of fame in het water viel. Maar het interview zette me wel aan het denken over de do’s and don’ts van het interview. Do: test je materiaal, don’t: de geïnterviewde vragen of het nog eens opnieuw kan wegens slechte opname.
Mijn leraar van de PDOJ overlaadde ons tijdens de studie gelukkig niet met interviewtechnieken. Ik heb de aantekeningen in mijn twee jaar oude Moleskine er op nageslagen. Wat ik terug vond over het les thema was summier: ‘Houd je niet vast aan het beeld dat je vooraf van je geïnterviewde had.’ Met slechts die informatie werden we op pad gestuurd. Interviewen leer je immers in de praktijk, met vallen en opstaan.
Toen ik vorige week voor de tweede keer in mijn carrière Adelheid Roosen tegenover me had, besefte ik dat ik inderdaad al aardig wat had opgestoken. Voor wie de dame niet kent: een fantastische, ontzettend enthousiaste en energieke theatermaakster. Echt heel energiek. Ze springt op haar stoel om haar woorden kracht bij te zetten, loopt zo nu en dan weg tijdens het interview, en vraagt na haar betoog van tien minuten ‘wat was de vraag?’.
De eerste keer sprak ik haar voor de Volkskrant. Ik was zo onder de indruk van al haar enthousiasme en werd overdonderd door haar woordenstroom. Ik maakte uiteindelijk een geslaagde sfeerreportage, maar het interview was onbruikbaar. In eerste instantie probeerde ik nog wat te reproduceren. Iets met eendjes, zo kan ik me herinneren. Wat ze met de eendjes-anekdote wilde zeggen weet ik niet. De eindredactie kon er ook niet veel mee, dus haalde die ene quote er toch maar uit.
De laatste keer, voor het AD Utrechts Nieuwsblad, ging stukken beter. Met duwen, trekken, ‘kun je dat concretiseren’, ‘heb je een voorbeeld daarvan’ en ‘hoe bedoel je dat’, kwam ik tot nuttige antwoorden die ik in mijn stuk kon gebruiken.
Regels die ik mezelf oplegde – omdat ik dacht dat het zo hoorde – lap ik tegenwoordig aan mijn laars. Zoals af en toe een gesloten vraag stellen, wat over mezelf vertellen om de ander los te krijgen, vragen of de geïnterviewde nog een toevoeging heeft op het interview, achteraf het artikel toesturen met de uitnodiging suggesties te doen, en vooral ook zo nu en dan dom overkomen. Dit mede dankzij Matthijs van Nieuwkerk die van dom-zijn het nieuwe slim-zijn maakte, met de gevleugeld uitspraak: ‘Dat snapt geen mens, nu in gewone mensentaal’. Zonder interviewregels kom ik toch een stuk verder. Met alle vrijheid in het interview voorkom ik dat de metaforische eendjes blijven zwemmen.
——-
Praat mee