‘Het grossieren in afwijkende meningen is een lucratieve bezigheid geworden’

De opiniemaker. Lars Pasveer, redacteur van Villamedia is er klaar mee. Als taalliefhebber kan hij het woord niet uitstaan en daarmee ook niet de mensen die de term met trots in Twitter-bio’s parkeren of zich als zodanig in de kijker spelen.
Het woord is relatief nieuw: een blik op Google Trends leert dat de term opiniemaker eigenlijk pas sinds tien jaar aan een opmars bezig is. Dat betekent uiteraard niet dat er voor 2007 geen meningen bestonden, maar na 11 september, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en het domino-effect van de ‘War on Terror’ is het een vermoeiende verplichting geworden om overal een mening over te hebben.
Ik vermoed dat het succes van een maatschappij ligt in een fundamentele desinteresse in je buren, hun kookgeurtjes of on-Nederlandse rituelen. Dat maakt je tegenwoordig een ‘goedmens’ die de rot in Nederland niet benoemt en gedwee zijn nek ontbloot op het slachtblok van de omvolking – de vrees dat de zuivere Europeaan wordt vervangen door de invloed en voortplantingsdrift van migranten.
Als die termen een zweem van nazi-Duitsland hebben: goedmens en omvolking zijn germanismen die de laatste jaren eveneens in zwang (‘Schwung’?) zijn geraakt. Want geen moderne opinie is compleet zonder een element van belediging of herinnering aan ogenschijnlijk niet te overbruggen belangen.
Het in 2006 opgerichte Twitter kwam met dit aanstaande decennium van meningsverplichting als geroepen. Het is wat mij betreft niet toevallig dat het woord opiniemaker hetzelfde rechterdeel overeen heeft met beroepsgroepen als schoenmaker en fietsenmaker: het is een vaardigheid die, eenmaal onder de knie, is los te laten op elke ophef – hashtag optioneel.
De exacte neurale biochemie die aan meningsvorming vooraf gaat laat ik bij gebrek aan expertise even buiten beschouwing, maar vorming is hierin wat mij betreft het sleutelwoord. Het woord ademt het proces van trage rijping.
De opiniemaker heeft veelal op de dag zelf zijn of haar mening over de waan van de dag al paraat, al dan niet vooraf in 140 of 280 tekens in de Twitter-echokamer op effectiviteit getest. En dat moet ook wel, want de opiniemaker moet het liefst dezelfde avond bij een van de talkshows kunnen aanschuiven. Hoe uitgesprokener, tegendraadser en buitenissiger de mening, hoe groter de kans op een plek als tafelgast.
Asielzoekers die verdrinken op weg naar Europa worden zo dobbernegers, een vriendelijk klinkende beeldspraak uit 2014 die de bedenker ervan geen windeieren legde. Columnist Annabel Nanninga gebruikte die term overigens tegen de achtergrond van de vluchtelingencrisis en een hopeloos onvoorbereide Europese Unie, maar veel piëteit klinkt er niet in door.
Nanninga kondigde eind oktober in haar column op The Post Online aan de opiniemakerij voorlopig in te ruilen voor een carrière in de Amsterdamse gemeentepolitiek. Ze voert bij de komende gemeenteraadsverkiezingen de Amsterdamse lijst aan van Forum voor Democratie (Fvd), de partij van Thierry Baudet. Die laatste noemde Nanninga’s ‘oog voor wat er misgaat in Nederland’ als belangrijke reden aan haar bij FvD binnen te halen.
Uit eenzelfde mal rollen andere opiniemakers, die bijvoorbeeld ingaan tegen de gangbare visie op klimaatverandering. Recent ageerde RTL-journalist Roderick Veelo tegen de ‘opgelegde eensgezindheid zonder tegenspraak’ – een verwijzing naar de consensus onder klimaatwetenschappers dat de mens een hand heeft in de opwarming van de aarde.
De titel van Veelo’s opinie was trouwens, ik citeer: ‘Ook 97 procent van de wetenschap kan er naast zitten’ – een kop die geen verder commentaar behoeft.
Columnist Marianne Zwagerman heeft zich eveneens opgeworpen als klimaatscepticus (‘klimaatoptimist’ in eigen woorden). In april van dit jaar schreef ze voor BNR dat klimaatverandering een ‘waarheid’ (met aanhalingstekens) was, ‘gepredikt door de Verenigde Naties, een politiek instituut dat per definitie argwaan van journalisten verdient’.
Suggesties van een internationale samenzwering zijn sowieso een ‘gift that keeps on giving’, of het nu gaat over het klimaat, plannen om de Europese bevolking te verdunnen (of te vervangen) met migranten of de exacte toedracht achter het neerhalen van de MH17. Het pretendeert ook met succes alsof tegengeluiden actief worden onderdrukt, terwijl het laatste decennium heeft bewezen dat eerder het tegenovergestelde waar is.
Al dan niet gedreven om de schijn van partijdigheid te voorkomen lijkt er tegenwoordig voor elke mening langs de rafelrand evenveel aandacht. Zo vinden wetenschappers en andere deskundigen (als ze al worden uitgenodigd) in programma’s mensen tegenover zich wiens expertise meestal beperkt is tot het aanhangen van een tegenovergestelde mening.
Het brengt me bij het grootste probleem van de opiniemaker als beroep. Het grossieren in afwijkende meningen is namelijk een lucratieve bezigheid geworden. Zolang de opinie niet is ingewisseld voor een andere, dient deze als brandstof voor columns, radio- en televisieoptredens en verdere promotie van ‘het merk’ – dat wil zeggen, de opiniemaker zelf.
De journalist of columnist als merk is uiteraard een ding van alle tijden. En journalisten en columnisten die zich met hun mening in de kijker spelen zijn zeker geen nieuw fenomeen: denk aan Martin Bril en Martin van Amerongen ter linkerzijde en G.B.J. Hiltermann en Wim Bosboom op rechts.
Helaas lijkt het erop dat tegenwoordig enkel opiniemakers en columnisten de peilstok in ’s naties geest mogen steken. Die doen dat uiteraard met verve. Media gaan zelf ook niet vrijuit. Een tegendraadse of schurende opinie, op het juiste moment in de markt gezet, vertaalt zich al gauw naar lucratieve ophef. Ze zijn daarmee ergens net zo cynisch als opiniemakers die hun stiel meer als een hand- dan hoofdvaardigheid zien.
Je kunt in dat licht stellen dat het AD columnist Hanina Ajarai onder de bus heeft geworpen toen zij de kopij voor haar omstreden MH17-column inleverde. De timing en inhoud waren ongepast, in de week van de derde verjaardag van de crash. Dat de column tot verontwaardiging onder brede lagen van de bevolking zou leiden, was te voorzien. Dat de harteloze boodschap nabestaanden onnodig zou kwetsen, eveneens.
Toch passeerde het stuk de eindredactie en vroeg niemand Ajarai wat het punt van haar betoog nu precies was. Ik ben pessimistisch genoeg om te denken dat het bewust was. Ophef is aandacht, oogbollen op de banners en het merk wordt, zoals marketeers het graag zien, weer eens ‘front of mind’. En het gangbare cliché stelt: slechte publiciteit bestaat niet.
Daarbij is de fall-out van opzeggers meestal beperkt. Razende hashtags en boze tweets sterven al na een paar dagen uit. Ik vermoed dat de column op 20 juli een van de best gelezen artikelen op de AD-website was.
Recent kon het AD trouwens nog een pageview-hattrick behalen, toen de samenwerking met columnist Ajarai werd beëindigd. Overigens ‘niet alleen’ vanwege de MH17-column, aldus AD-hoofdredacteur Hans Nijenhuis in september. Cynisch, maar dat is het overkoepelende thema van dit betoog.
Het podium dat een bepaald segment van opiniemakers de laatste jaren krijgt is het gevolg van de gemakzucht van veel redacties. De Hilversumse rolodex is verbazend armetierig: de telefoonnummers erin hebben meestal een kengetal in de Randstad. Het zal niemand ontgaan dat steeds dezelfde namen opduiken.
Let voor de grap eens op de locatie wanneer het gewone volk in journaals en actualiteitenprogramma’s aan het woord komt. Opvallend veel vox populi worden gefilmd op locaties die snel te bereizen zijn voor de ploeg: Utrecht Centraal of Amersfoort is een dankbare fuik. En als de tijdsdruk héél hoog is, ligt station Hilversum naast de deur.
Toen ik nog voor een in Hilversum gevestigde technologie-uitgave schreef, waren we vaak een van de eerste redacties die werden benaderd voor een radioquote of een filmpje op de redactie. Ik snáp het wel, gezien de tijdsdruk waaronder wordt gewerkt.
Maar de in mijn ogen relatief kleine groep opiniemakers die luidruchtig de aandacht opeist, betekent een verarming. Ophef is geen debat en al zeker geen verrijking van de meningencultuur.
Experts die je een paar keer om hun bijdrage vraagt zijn oneindig veel waardevoller dan te leunen op steeds dezelfde namen. Nederlandse hogescholen, universiteiten en onderzoeksinstellingen zitten vol deskundigen die in feite dagelijks presenteren, dat kan het probleem niet zijn.
‘Weten wat je aan iemand hebt’ is in veel gevallen een prima argument. Maar als dat rond meningen betekent dat je vooral tijdige levering, brisant woordgebruik en in het kielzog gegarandeerde #ophef waardeert, is dat exact waar het aan schort. In mijn opinie.
Lars Pasveer is sinds eind 2006 redacteur van Villamedia.Hij studeerde communicatiesystemen in Utrecht en werkte in het verleden voor onder meer NRC Handelsblad, het opgedoekte Planet Internet, omroep Tros en internationale technologie-uitgaven CNet, PC Magazine en ZDNet. Hij woont in Utrecht en is heus zelden geïrriteerd.
Praat mee
3 reacties
R Verwer, 31 oktober 2017, 15:37
Een stuk, dat mank gaat aan waar het anderen van beschuldigt: het stuk behelst te veel meningen. En het vult ook nog eens, met die verhalen over etensluchtjes en rituelen - dat is niet waar het omgaat…
J.C. Roodenburg, 23 december 2017, 10:45
Meningen of opinies van anderen waren vroeger voorbehouden aan ‘belangrijke’ mensen. Journalisten, zoals ik, deden dat meestal enerzijds/anderzijds met enigszins een doorslaggevend argument van enerzijds of anderzijds. Tegenwoordig zijn er ruim 17 miljoen ‘bondscoaches’ in ons land die per dag een (andere?) mening hebben op voornamelijk Twitter. Voor de rest valt het wel mee! Op Twitter viert extreemrechts hoogtij! Op tv (1 , 2 en 3) traditioneel links. Zucht: waar is het midden gebleven?
Tseard Zoethout, 17 maart 2018, 10:55
Een opiniemaker is geen journalist omdat die de feiten niet voor zichzelf laat spreken