Geloven
Verslaggever Hans Jaap Melissen (oa. NOS/Wereldomroep) zit in het oosten van Libië, waar nog maar een klein deel van de journalisten over is dat in februari en maart rondliep. ‘Is it because I is black?’ Vroeg Ali G, het alter ego van comedian Sacha Baron Cohen, toen hij door de politie ergens werd tegengehouden. De agent zei dat dat er niets mee te maken had. Maar het wonderlijke is natuurlijk: Ali G is niet zwart. Blijkbaar kun je mensen alles laten geloven door gewoon te zeggen dat het zo is.
Daar moest ik aan denken tijdens een geïmproviseerde persconferentie nadat een autobom was ontploft voor een hotel in Benghazi. “Het was geen autobom, er is alleen een handgranaat gegooid,” zei een woordvoerder van de Nationale Raad. Even later kwam iemand de pin binnenbrengen. Ik zat achterin de zaal en keek. Niet naar de pin, maar vooral naar mijn Libische collega’s. Zou iemand iets durven zeggen?
De persconferentie vond plaats in hetzelfde hotel waar voor de deur 6 zwaar beschadigde auto’s stonden. De bomauto lag in kleine stukjes verspreid over de parkeerplaats. Het dak lag het verst. Iedereen was daar zojuist langs gelopen.
Braaf bleef het zaaltje schrijven.
Mijn gedachten dwaalden verder af. Naar Haïti. Ik had net de resultaten gehoord van een uitgebreid Amerikaans onderzoek naar het dodental van de aardbeving. Tussen de 46 duizend en 85 duizend. Dat komt vrijwel exact overeen met mijn bevindingen (maximaal 92.000 en waarschijnlijk zo’n 50 a 60.000). Ik promoot graag mijn boek: ‘Haïti, een ramp voor journalisten.’ Daarin beschrijf ik hoe makkelijk de Haïtiaanse regering en hulporganisaties wegkwamen met de absolute waanzin van ruim 300.000 doden. En hoe ook serieuze media graag een corrupte regering wilden blijven geloven.
De Amerikaanse onderzoekers, op de hoogte van mijn werk, complimenteren mij in een toelichting niet zo zeer, maar verbazen zich vooral over hoe de journalistieke meute het allemaal liet gebeuren. Omdat de bewijzen van het tegendeel overal makkelijk te vinden waren. Die lagen eigenlijk als een uiteengespatte bomauto recht voor je neus.
Ik keek weer eens het zaaltje rond. Wie weet was er óók nog een handgranaat gegooid, uit een rijdende auto, maar dan was er één vraag.
Ineens stond een Libische collega op: “Zeg, het is toch eigenlijk raar dat jullie de pin hebben gevonden tussen de brokstukken? Als dader gooi je immers de granaat en niet de pin?”
En toen moest ik lachen. Net iets te hard. Maar ja, ik was nog steeds aan het vieren dat, blijkbaar nu ‘officieel’, zo’n 250.000 Haïtianen toch nog leven.
Lees ook:
Dat kan ik ook
Libische kroketten
Praat mee