Follow The Money journalistiek zorgvuldig in stukken over incassobedrijf; alle klachten afgewezen
Onderzoekscollectief Follow The Money (FTM) en journalist Jan-Hein Strop zijn journalistiek zorgvuldig te werk gegaan bij een artikel over de activiteiten van incassobureau het Invorderingsbedrijf (IVB) en Incassocenter (IC). Dat concludeert de Raad voor de Journalistiek (RvdJ) na een klacht van de bedrijven.
FTM constateerde dat opdrachtgevers die een schuld willen innen snel richting dure juridische procedures worden geleid, die het originele schuldbedrag al gauw fors overstijgen.
IVB stapte naar de Raad omdat het stuk “onjuiste, valse en tendentieuze beschuldigingen” zou bevatten, Strop niet onafhankelijk zou zijn en wederhoor van een onredelijk krappe tijdlimiet vergezeld ging.
Mede op advies van advocaat Peter Schouten, die Nabil B. wil bijstaan, stapte het dubieus opererende Invorderingsbedrijf (IVB) naar de Raad voor de Journalistiek over dit artikel?? Vandaag deed de RvdJ uitspraak: FTM boekt een klinkende overwinning ??
— Eric Smit (@EricChrSmit) June 8, 2020
https://t.co/tnY4eBkKvE
In (de nog niet online gepubliceerde) conclusie verwerpt de Raad de klachten van IVB/IC. Het argument van Strops vermeende belangenverstrengeling houdt geen stand, stelt de Raad. Een zogenaamde ‘doorverwijzing’ van een gedupeerde naar het mede door Strop opgerichte LegalDutch - een platform dat mensen doorverwijst naar advocaten - ging enkel om een attendering aan een zakenpartner over het bestaan van het FTM-artikel.
Een gedupeerde die Strop volgens IVB/IC zou hebben doorverwezen meldde zich pas later. “Van een doorverwijzing door Strop van de mogelijk gedupeerde naar zijn zakenpartner is in het geheel geen sprake. Daarom is op dit punt geen sprake van (de schijn van) belangenverstrengeling. Ook anderszins is niet gebleken dat de onafhankelijkheid van Strop in het geding is.”
Met de wijze waarop FTM en Strop gedupeerden hebben gevonden en benaderd is evenmin iets mis. Dat een van de gesproken partijen, de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso- ondernemingen (NVI), volgens IVB belang zou hebben bij een negatief verhaal, berust volgens de Raad “op aannames en is niet onderbouwd.”
De wijze waarop FTM/Strop met wederhoor zijn omgegaan, valt binnen de traditionele journalistieke normen. IVB/IC reageerde in het stuk uitvoerig, concludeert de Raad. Het artikel bevat bovendien de kern van de reactie. Dat FTM in eerste instantie een integrale publicatie van de reactie had beloofd, maar dat pas later deed, is volgens de Raad slordig, maar “niet van zodanige aard dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld.”
De klacht dat FTM had moeten wachten met het benaderen van derden tot IVB/IC een reactie had gegeven - of die reactie daarna alsnog aan deskundigen had moeten voorleggen, is geen verplichting. “Er bestaat geen norm die meebrengt dat de journalist eerst de reactie van een betrokkene behoort af te wachten, alvorens hij zich - in het kader van zijn onderzoek met zijn bevindingen tot derden wendt”, aldus de Raad.
FTM stelde dat indien het verkregen wederhoor daartoe aanleiding zou geven, ze zich opnieuw tot de geraadpleegde deskundigen zouden wenden. “In dit geval is niet gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, op grond waarvan moet worden aangenomen dat de deskundigen hun uitlatingen hebben gebaseerd op foute veronderstellingen”, concludeert de Raad.
Het feit dat de bedrijven niet om meer reactietijd heeft gevraagd, wijst erop dat ze voldoende tijd hebben gekregen, aldus de Raad. In een later stuk waarover de incassobedrijven klaagden werd verwezen naar het eerdere artikel mét de volledige reactie van IVB/IC. Het opnieuw toepassen van wederhoor was daarom niet noodzakelijk, oordeelt de Raad.
Praat mee