mgm nvj maart

— vrijdag 30 november 2012, 12:42 | 0 reacties, praat mee

De toegevoegde waarde van de ik-persoon

De toegevoegde waarde van de ik-persoon

Wie voor een vrouwenblad schrijft weet vrijwel zeker dat ze er op een dag zélf in staat. De bladen staan vol met artikelen in de ik-vorm. Ook bij de opiniebladen en de kranten is het taboe om jezelf in een verhaal op te voeren al een tijdje verdwenen. Laatste wijziging: 14 februari 2013, 15:41

In Viva stond laatst een verhaal over masturbatie. ‘Niet het minste onderwerp’, zegt hoofdredacteur Gijsje van Bentum. Ze is hoorbaar trots op redacteur Fleur Meijer, die het onderwerp vanuit de ik-persoon benaderde. Meijer werd geïnspireerd door de niet lullen maar aanpakken-mentaliteit van Swaen, een van de vrouwen van boer Martin (uit Boer zoekt vrouw, red.), zo schrijft ze. ‘Ik zag haar zo eens bezig en dacht: zo masturbeer ik!’

Van Bentum: ‘Knettereng! Er gaan ook persberichten uit over dit soort zaken. De kans is groot dat ze door de radio wordt gebeld.’ Dat je jezelf opvoert in een verhaal heeft weinig met de inhoud, maar alles met de vorm te maken. ‘De inhoud moet het hart zijn, maar de ik-persoon moet je het verhaal intrekken. Het is een leuke, laagdrempelige stijl die goed bij Viva past.’

Jezelf als ervaringsdeskundige opvoeren lijkt misschien een vorm die bij uitstek geschikt is voor vrouwenbladen, maar ook een opinieblad als Vrij Nederland (VN) waagt zich eraan.Marleen Slob coördineert sinds een tijdje de rubriek Moderne Ongemakken. ‘De journalist kan zo ontzettend aan de buitenkant blijven staan. We hadden een keer een verhaal over dansen voor 30-plussers. Het was leuker geweest als de journalist had deelgenomen aan het feest, in plaats van als een soort antropoloog aan de kant te blijven staan.’ Voor sommige onderwerpen is de ik-persoon zeer geschikt, vindt Slob. Met name de onderwerpen waar ‘kennis van binnenuit’ een meerwaarde heeft. In Moderne Ongemakken gaat het vaak over zaken waar iedereen mee te maken krijgt, kleine ergernissen en de grotere levensvragen. Het gebruik van de mobiele telefoon, een honden opvoedcursus, wel of niet in de stad blijven wonen met je gezin en nut en noodzaak van de papadag kwamen voorbij. ‘Je moet zo’n onderwerp natuurlijk ook journalistiek uitrollen’, vindt Slob, ‘maar als vorm is het mooi om dichtbij te beginnen’.

In Slobs rubriek en in veel andere bladenverhalen gaat het om storytelling. Zo mooi mogelijk iets opschrijven en de lezer meetrekken in het verhaal. Dat gaat stukken makkelijker wanneer je je eigen emoties naar boven kan halen. Mensje Melchior schreef een verhaal over haar aandoening Alopecia Areata. Ze verloor haar haren en liet zich, na jaren met hoofddoekjes rondgelopen te hebben, een haarwerk aanmeten. Op verzoek van de redactie van Santé schreef ze het proces op. Melchior: ‘Zo’n verhaal schrijft zich haast vanzelf. Als je over jezelf schrijft weet je beter welke details het meest spreken. Je kunt ook iemand interviewen, maar dan hoor je misschien niet hoe het is om weer haar in je nek te voelen. Bij mij stond dat gevoel in mijn geheugen gegrift.’

Annette Wiesman schreef zo’n verhaal voor VN. Niet over het minste onderwerp: haar financiële problemen. Ze beschreef hoe ze, om haar levensstijl in stand te houden, moest aankloppen bij haar ouders. Niet iets waar mensen mee te koop lopen, zou je zeggen. ‘Ik kreeg ook wel opmerkingen. Sommige dingen werden anders geïnterpreteerd dan ik ze bedoeld had. En de illustratie was ook nogal over de top.’ De luchtige stijl, het idee dat het vooral een fijn leesbaar en herkenbaar verhaal moet zijn, verzachtte die confrontatie een beetje. Want herkenbaar wás het, merkte Wiesman: ‘Financiële problemen is iets waarvoor je je tegenwoordig minder hoeft te schamen, je kunt er zelfs een beetje mee koketteren.’

De verhalen die Melchior en Wiesman schreven hadden in deze vorm waarschijnlijk meer impact dan wanneer er een interviewer tussen had gezeten. Waarom zou je het niet zo doen, is de vraag die Melchior zich stelt wanneer ze overweegt om zichzelf op te voeren. ‘In buitenlandse opiniebladen en kranten is het veel normaler om jezelf bloot te geven. En over documentairemakers hoor je ook nooit iemand zeggen dat het exhibitionistisch is wanneer zij zichzelf als hoofdpersoon opvoeren, of dat het niets toevoegt: daarvan ziet journalistiek Nederland blijkbaar wel sneller de meerwaarde.’ Een ander voordeel van de journalistieke achtergrond van de schrijver, is dat hij kan reflecteren op zijn eigen ervaringen. Als een soort automatisme vraagt een journalist zich af waarom iets gebeurt, wat het betekende dat het gebeurde en of het een bepaald gevoel teweeg bracht. Dankzij die kundigheid is de ik-vorm niet gemakzuchtig, vinden zowel Melchior, Van Bentum en Slob. Het verhaal wordt er confronterender en gedetailleerder van.

En er is nog een andere reden, vindt Melchior. Journalisten vragen Jan en Alleman het hemd van het lijf, vooral bladenmakers willen hele persoonlijke details weten. Over alles: seksleven, relatie, financiën. Zaken waar ieder normaal mens zich voor schaamt, zich verdrietig over voelt of kwaad over wordt. Het zijn emoties die journalisten (immers ook mensen) zelf hebben. Is het dan niet net zo eerlijk om eens in de zoveel tijd jezelf bloot te geven? ‘Dan begrijp je zelf ook weer hoe het voelt om over zulke dingen te worden bevraagd. Ik merk dat bronnen die mijn website hebben gezien, waarderen dat ik ook veel over mezelf vertel. En ik heb het gevoel dat ik daardoor meer van mensen snap en me beter kan inleven.’

Soms moet iemand tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Zo besloot Vivahoofdredactrice Van Bentum een stuk van een 16-jarig meisje dat journalist wilde worden, niet te plaatsen dat weliswaar ‘hartstikke goed geschreven’ was, maar draaide om een borstvergroting. ‘Je wilt later niet dat de hele wereld dat weet. Daar moet je voorzichtig mee zijn.’

Voor de rubriek in VN is het soms lastig om enthousiaste journalisten te vinden. Mannen willen wel, merkt Slob. ‘Die schrijven over alles: dat ze hun baard laten staan, over de sportschool, over hun onderbroek… Het is weer eens iets anders dan altijd maar schrijven over de Haagse perikelen.’ Vrouwen hebben er meer moeite mee, vertelt ze. ‘Misschien wel omdat ze niet aan het vrouwenbladcliché willen voldoen.’

Slob roemt Britse zondagskranten om hun ‘elegante manier’ van schrijven vanuit de eerste persoon. Maar ook bij Nederlandse opiniebladen en kranten is het taboe om jezelf in een verhaal op te voeren al een tijdje verdwenen, denkt ze. En natuurlijk gaat het wel eens fout. Het voorpaginaverhaal dat Jannetje Koelewijn voor NRC Handelsblad schreef over prins Friso’s skiongeluk had achteraf gezien bijvoorbeeld beter op een drogere, meer feitelijke manier geschreven kunnen worden. De ik-persoon in een journalistiek verhaal moet een toegevoegde waarde hebben. De journalist moet een bijzondere relatie hebben tot het verhaal.

Jos Verlaan schreef in 2008 in NRC Handelsblad over zijn worsteling met het Huntingtongen. Een krant als NRC gaat niet over één nacht ijs wil het zo’n verhaal toestaan. Verlaan wist niet of hij drager was van het gen dat de – op termijn dodelijke – ziekte veroorzaakt. Dat wilde hij ook niet weten, maar hij wilde wel een kind. Een heftige discussie in de Tweede Kamer zorgde ervoor dat embryoselectie geen optie was, waardoor hij alsnog getest werd. De uitslag was negatief.
Het is een schrijnend verhaal, ondanks de droge, feitelijke toon waarop Verlaan het heeft opgeschreven. ‘Ik zit twintig jaar in het vak, maar dit was de eerste keer dat ik zo’n verhaal schreef. De ik-persoon heeft zelden toegevoegde waarde. Als journalist ben je waterdrager in het maatschappelijke debat.’ In het verhaal dat hij schreef had de ik-persoon die toegevoegde waarde wél. Over de ziekte van Huntington wordt weinig openlijk gesproken, een interview met iemand die eenzelfde traject zou hebben afgelegd zou moeilijk te maken te zijn. Het verhaal van Verlaan, zonder overbodig drama opgeschreven, gaf de pijnlijke dilemma’s treffend weer, zonder het perspectief van het maatschappelijke debat te verliezen. Een ideaal gebruik van de ikvorm. Verlaan omschrijft zichzelf als hardcore journalist, iemand die deze vorm niet snel nog eens zal gebruiken. Hij geeft toe dat het in een ander genre wél passend kan zijn om jezelf op te voeren. In reisverhalen bijvoorbeeld. ‘Maar dat vereist een enorm mooie pen. De lezer mag meegenieten van observaties: dát is dan de toegevoegde waarde.’

Illustratie: Berend Vonk

Bekijk meer van

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Nick Kivits, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.