‘De klus is nooit geklaard’
Van persbreidel naar vrije pers. Gwen Lister (60) maakte die omslag mee in Namibië. Ze richtte in 1985 het onafhankelijke dagblad The Namibian, en was tot 2011 hoofdredacteur. Nu zet ze zich in voor persvrijheid wereldwijd. ‘Toen ik in 1976 mijn journalistieke carrière begon, was er nog geen sprake van persvrijheid in Namibië. Zuidwest-Afrika, zoals Namibië toen nog heette, zuchtte onder het juk van het Zuid Afrikaanse apartheidsregime en met opponenten werd hard afgerekend. De meeste Namibische media waren dan ook solidair met, of gehoorzaam aan het regime. De paar journalisten die dat niet waren, konden rekenen op constante intimidatie, boycots, arrestaties, doodsbedreigingen, en ga zo maar door. Ik was er daar één van'.
‘In 1985 richtte ik dagblad The Namibian op, omdat ik de noodzaak voelde van een onafhankelijk medium dat de buitenwereld het lot van de zwarte bevolking zou laten zien, dat professionele Namibische journalisten zou opleiden en dat in lijn met de Verenigde Naties voor onafhankelijkheid zou ijveren. Ik werd gevolgd, bedreigd, mijn telefoon afgetapt, mijn mail onderschept. Mijn bedrijfspand is met brandbommen bestookt. Ik werd gearresteerd en heb een paar dagen in de cel gezeten. Maar ik was bereid dat offer te brengen.
Toen Namibië in 1990 uiteindelijk onafhankelijk werd, kreeg het een goede grondwet waar – in tegenstelling tot onze buurlanden – persvrijheid in werd vastgelegd. Dus als persvrijheid op dat moment nog niet verankerd was in de hoofden van bewindslieden, dan in ieder geval in de wet. Op 3 mei 1991 was ik voorzitter van de Unesco-conferentie waar de baanbrekende Windhoek-verklaring werd aangenomen: voor vrije, onafhankelijke en pluriforme media in Afrika. (Twee jaar later riepen de VN 3 mei uit tot internationale Dag van de Persvrijheid, red.) Daaropvolgend richtten we het Media Institute for Southern Africa op, dat zich inzet voor vrije pers in Zuidelijk Afrika.
De media genieten sindsdien substantieel meer vrijheid dan voorheen, maar kunnen nog niet op hun lauweren rusten. Van tijd tot tijd staat de kwestie van overheidsregulering weer op de agenda; al stuit dat tegenwoordig op veel weerstand van het inmiddels behoorlijk pluriforme medialandschap. De overheid heeft nog veel invloed op de staatstelevisie, het staatspersagentschap en de staatskrant. En journalisten die hun waakhondfunctie serieus nemen zijn nog altijd een doorn in het oog. Dat resulteerde er in 2011 bijvoorbeeld in dat The Namibian – na een moeilijke periode van lean and mean werken nu het best verkopende dagblad in het land – in de ban werd gedaan; er kwam geen overheidsadvertentie meer in, en er mocht geen enkel exemplaar meer worden aangeschaft van overheidsgeld. Pas in 2011 werd de boycot – onder internationale druk – opgeheven.
Daarnaast blijft het voor journalisten moeilijk om toegang te krijgen tot informatie; er is nog altijd geen wet die vrijheid van informatie garandeert, al beweert de regering dat er aan wordt gewerkt. En een van de belangrijkste uitdagingen voor Namibië is, wat mij betreft, om het opleidingsniveau van journalisten te verbeteren, zodat het vak zijn geloofwaardigheid niet verliest.
Ik heb mijn hoofdredacteurschap in 2011 dan ook niet overgedragen omdat de klus was geklaard. Dat is hij nooit. Ik blijf het evangelie van persvrijheid verkondigen wanneer ik de kans krijg in Afrika en de rest van de wereld. Maar sinds Namibië onafhankelijk is, is de veiligheid van journalisten niet meer in het geding geweest en kunnen media ondanks aanhoudende overheidskritiek, restricties en pogingen tot regulering in een sfeer van relatieve vrijheid opereren. En dat zorgt ervoor dat – ook al is de democratie fragiel en moeten media constant waakzaam zijn – Namibië momenteel de beste plek in heel Afrika is om journalistiek te bedrijven.’
Praat mee