word studentlid

— vrijdag 25 februari 2011, 09:00 | 0 reacties, praat mee

‘Liefst wil ik dat je om 


Marja Pruis (51) is schrijver en literair criticus van De Groene Amsterdammer. Over een leven met boeken schreef ze de vorige week verschenen essayistische bundel ‘Kus me, straf me’. ‘Ik zat er vroeger helemaal niet mee om iemand tot de grond toe af te branden. Nu doe ik het misschien nog twee keer per jaar.’ Laatste wijziging: 17 april 2014, 14:52

‘Nooit zal ik de tred vergeten waarmee mijn vriend jaren geleden de trap opkwam. Van de uitgever had ik gehoord dat mijn boek, mijn debuut, vandaag besproken zou worden. Ik lag nog in bed en hij had de ochtendkrant al gepakt. Al gelezen zelfs, de betreffende pagina dan. Mijn hart bonsde, ik had een gevoel van naderend onheil. Zijn tred was te zwaar. Hier kwam een boodschapper met slecht nieuws. De krant ritselde voor hem uit. “Ik geloof niet dat ze er veel aan vond.”’

In 1999 debuteerde literair criticus Marja Pruis met ‘De Nijhoffs of De gevolgen van een huwelijk’. In bovenstaand fragment uit haar nieuwe boek ‘Kus me, straf me’ (zie recensie op pagina 34) beschrijft Pruis de ochtend dat ze haar eerste recensie kreeg, een slechte. Ineens stond ze aan de andere kant van het spectrum en sindsdien behoort ze toe aan twee partijen: die van de schrijvers, en die van de ‘vijandige groep’, de critici. Dat was even wennen. Pruis: ‘Ik weet nog dat Xandra (Schutte, toenmalig chef boeken nu hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, red.) na een half jaar tegen me zei dat ze aan me merkte dat ik er een klap van had gehad, dat mijn stukken ingehouden waren geworden.’

Boeken van mensen die ze echt goed kent leest ze nog steeds niet, want dan moet ze er iets van vinden. Maar uiteindelijk heeft het schrijverschap haar als recensent niet veranderd in termen van milder of kritischer, zegt ze. Wel is ze analytischer geworden. ‘Ik vind het vak van criticus een loodzware, ernstige kwestie. Als ik een kritiek schrijf, moet het een serieus stuk zijn dat het boek of de schrijver recht doet. Ik maak me er niet vanaf. Ik ben me meer bewust van de liefde en inspanning die het kost om een boek op papier te krijgen.’ Haar kritieken zijn er ‘rustiger’ van geworden. ‘Ik zat er vroeger helemaal niet mee om iemand tot de grond toe af te branden. Maar dat heeft ook met je beginperiode als criticus te maken – dan wil je jezelf even neerzetten. Nu schep ik daar geen genoegen meer in, ik doe het misschien nog twee keer per jaar. Liever schrijf ik een recensie over een boek dat ik wel goed vind.’

‘Ik heb af en toe een sabbatical genomen omdat ik geen boeken van anderen wilde lezen als ik aan een eigen boek werkte. Het leidde zo af en ik kreeg te veel ontzag voor schrijvers. Inmiddels kan ik de verschillende faculteiten in mij wat beter gelijktijdig aanspreken. Toch denk ik heel af en toe: moet ik me niet volledig op het schrijven richten? Anders schiet het zo weinig op.’

‘Ik heb het ooit een tijdje gedaan, maar werd er ongelukkig van. Constant onder je eigen stolp met je eigen bedoening; ik werd daar volstrekt asociaal van, kreeg een heel gek ritme. Ik werd somber, passief en dik. Alsof ik letterlijk en figuurlijk aan het dichtgroeien was. Tuurlijk, een boek doe je met alles wat je in je hebt, maar tegelijkertijd is er ook nog de wereld. Ik vind het heel fijn om naar de redactie gaan, om daar met mensen te zijn die met hun beide benen op de grond staan. Ik heb er moeite mee om bij te houden wat er allemaal in de wereld gebeurt. Bij De Groene krijg ik dat gewoon om m’n oren. Een leukere baan heb ik nooit gehad.’

In ‘Kus me, Straf me’ benader je de wereld van de literaire kritiek kritisch. Je hebt het over recensenten die elkaars ‘gestolde meningen nawauwelen’ bijvoorbeeld. Waar ligt dat aan?

‘Er zijn er maar weinig die echt oorspronkelijk na durven denken en een eigen mening durven vormen. Mensen hebben blijkbaar houvast nodig. Je ziet vaak dat als eenmaal een kritiek van een gezaghebbend criticus is verschenen, een ander het ofwel reproduceert, of het gebruikt om zich ertegen af te zetten.

Ik vind het gevaarlijk om recensies te lezen van een boek dat ik nog moet bespreken. Toch doe ik het soms. Want je kunt niet je kop in het zand steken en maar wat in het luchtledige schrijven, dat is het dubbele. Het is belangrijk dat je je tot de tijdgeest verhoudt, zodat je niet altijd vijftig jaar later pas kan zeggen: Oh ja, dat waren de échte grote schrijvers. Je moet nu al durven zeggen welke er bovenuit steken.’

‘Ik let op authenticiteit. Kritiek die in mijn besprekingen vaak terugkomt, is dat schrijvers in de ironie vluchten, alsof ze overal boven staan, ook boven hun eigen boek. Als er een nieuw boek van mij uit is, voel ik me naakt en kwetsbaar. Ik denk altijd dat iemand als Arnon Grunberg die angst niet heeft. Omdat hij met zoveel ironische distantie en superieur vertoon schrijft. Tegelijkertijd is het ook niet goed als er helemaal geen distantie in een roman zit. Ik ben er nu één aan het lezen van iemand die verzuipt in een eindeloos relatiedrama. Dat je denkt: Jezus, maak even een grap, laat zien dat je het beheerst.

Je zou kunnen zeggen dat ik altijd zoek naar de juiste verhouding tussen de grap en de ernst. In ieder geval moet een boek altijd iets met je doen. Het liefst wil ik dat je er om moet huilen. Lachen is ook fijn, maar altijd net iets minder.’

‘Dat klinkt een beetje hysterisch, misschien. Maar er staan een paar boeken in mijn kast die ik zo mooi vind, dat ik inderdaad weerzin voel om verder te lezen. Omdat ik bang ben dat het dan verpest wordt; alsof het gedroomde einde altijd mooier is dan de werkelijkheid. En zo blijft er tenminste ruimte om er nog een beetje over te fantaseren. Vaak zijn zulke mooie boeken ook zware of deprimerende boeken, van Rachel Cusk bijvoorbeeld.’

‘Er verschijnen veel van die formuleachtige boeken. Kraak noch smaak-proza waarbij je niet de neiging voelt om ook maar één zin te onderstrepen omdat het treffend is, of iets wat je nog nooit ergens hebt gelezen, of iets wat even je wereldbeeld kantelt. Het is mijn lakmoesproef; ik lees altijd met pen of potlood bij de hand. In De Groene kun je een boek niet afdoen in zes regeltjes – een bespreking schrijf je op formaat – terwijl zes regels voor heel veel romans afdoende zou zijn.’

Je hoeft natuurlijk geen uitmuntend woordkunstenaar of literair wonderkind te zijn om het tot bestsellerauteur te schoppen. Wat Pruis als ‘middelmatig’ beschouwt, kan met de juiste mediastrategie zomaar een doorslaand succes worden.

Neem Kluun, de voormalig gesjeesde reclamejongen die met zijn nieuwe roman ‘Haantjes’ opnieuw de verkooplijsten aanvoert. Pruis vindt het maar niets dat zijn werk nu met dat van Willem Elsschot wordt vergeleken, alleen omdat hij in ‘Haantjes’ zelf een ‘opzichtige knipoog’ naar de Vlaamse schrijver van de klassieker ‘Kaas’ heeft gemaakt.

Het zijn ook altijd dezelfde publiekslievelingen die volgens Pruis iedere keer gretig mogen aanschuiven in de populaire media. In ‘Kus me, straf me’ concludeert ze dat een type als Matthijs van Nieuwkerk ‘met in zijn kielzog eeuwige jongens-van-stavast Jan Mulder en Hugo Borst’ een boek kan ‘maken’ op een manier die voor geen enkele recensent is weggelegd. En dat zijn natuurlijk altijd de boeken van wat Pruis ‘mede-oudere-jongens’ noemt: liefhebbers van voetbal, popmuziek, cowboylaarzen, vrouwen en Martin Bril.

‘Het gaat me er vooral om dat er steeds meer aandacht voor een klein groepje mensen is. Als je daar buiten valt, word je onzichtbaar. Ik ben er absoluut niet zuur over hoor, ik sla het alleen gade. Het is een fenomeen van deze tijd.’

‘Ik ben me ervan bewust dat iedereen altijd roept: waar is het boekenprogramma gebleven? Maar toch, ook ik mis een programma waar op een enthousiaste manier over goede boeken of goede schrijvers wordt gesproken die niet per se de usual suspects zijn. Eens wat anders dan wéér Ilja Leonard Pfeijffer, P.F.Thomése, Arnon Grunberg of Robert Vuijsje.’

‘Ja zeker. Dat is waar. Ik ken mijn plaats. Ik roep wel eens dat ik voor het grootst mogelijke podium wil schrijven. En dan zegt Xandra: “Mensen die De Groene lezen, lezen ’m helemaal, inclusief de boekenbijlage.” Uiteindelijk ben ik niet ontevreden over mijn plaats.’

‘Dat vraag ik me ook wel eens af. Want als er maar genoeg tijd overheen gaat, komt er vaak een gek soort herwaardering. Dat is tegelijkertijd ook het mooie aan literatuur; dat het geen constante is. Mensen zoeken naar nieuwe vormen, genres lopen in elkaar over. Misschien maakt dat literatuur uiteindelijk wel scherper of mooier.  Ik haat cultuurpessimisme. Het kan niet zo zijn dat ik nu net in een tijd leef dat alles alleen maar slechter gaat.’

Bedenkelijk: ‘Ik weet het niet hoor. Dat ‘Haantjes’... heb je het gelezen? Het is niet eens grappig.’


——-

Bekijk meer van

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.