‘Ik pleit voor spelregels bij het nieuwe netwerken’

De kroeg is uit en LinkedIn is in. Zeker bij journalisten die geen vaste werkgever meer hebben. Freelancer Jolan Douwes (500+-connecties) is zo’n updater, liker en endorser. Haar netwerk helpt haar aan werk en daar doet ze graag iets voor terug. Tenzij Jan weer iets van haar wil.
Arme Jan.
Krijgt hij even de volle laag. Jan is de nieuwe liefde van de stiefdochter van een goede vriendin – het klinkt ingewikkeld, maar zo gaat dat vaak met netwerkcontacten. Hij is een Poolse fotograaf, gevestigd in Berlijn. Nog nooit ontmoet, maar hij heeft me al eerder om hulp gevraagd.
Of ik zijn foto’s uit Syrië – ‘ik heb er mijn leven voor gewaagd’ – wil promoten bij de Nederlandse media. Om te beginnen bij de krant waar ik freelance eindredacteur ben.
Ja hoor, ik wil wel een poging voor hem doen. Aanstormend talent heeft steun nodig. Al heeft Jan een belabberde website (in het Pools) waar de Syrische foto’s nog niet op staan. En ontbreekt de informatie, ook na twee keer vragen, waar en wanneer hij de beelden heeft gemaakt. Inmiddels hebben andere fotografen alweer versere beelden geschoten van gewonde soldaten en spelende kinderen tussen het puin.
Een paar maanden later krijg ik weer een verzoek via de mail. Voor een documentaire in wording heeft Jan sponsors nodig. Of ik hem de gegevens wil sturen van mijn contacten bij omroepen en andere organisaties die geïnteresseerd kunnen zijn. Bijgevoegd twee pdf’s met informatie. ‘I’m keen on your opinion. Very keen.’
Opeens heb ik er genoeg van. Wat denkt hij wel? Dat ik mijn schaarse vrije tijd ga besteden aan het promoten van deze ambitieuze, maar mij onbekende fotograaf? Dat ik mijn adresboek zomaar voor hem kopieer? Er staat niet eens ‘dank je wel’ in zijn mail. Pissig laat ik Jan weten dat hij zelf maar op zoek moet naar Nederlandse sponsors; de toon van zijn verzoek is mij veel te dwingend.
Waarschijnlijk ligt het aan de slechte arbeidsmarkt, maar mijn mailbox zit vol smeekbedes. Van een oud-collega die een interview wil aanbieden aan Volkskrant magazine (‘Of is het meer iets voor Opzij? Ken je daar ook mensen?’) Van een oud-studiegenoot die mijn mening wil over haar onderzoeksvoorstel voor een stipendium. Van een familielid dat vraagt of ik haar tweede boek net zo kritisch wil meelezen als haar eerste.
Ze weten dat ze bij me kunnen aankloppen: suggesties geven ter verbetering, mensen aan elkaar koppelen, ik doe het graag. Temeer omdat ik veel te danken heb aan mijn vrienden en kennissen. Zij denken mee over journalistieke projecten, helpen me aan ideeën voor verhalen. Dankzij hun tips en aanbevelingen heb ik nu zelfs volop werk.
Ik koester dus mijn 500+-contacten op LinkedIn door ze te ‘endorsen’ (niet in het wilde weg, maar voor kwaliteiten die ik ken en waardeer). Interessante updates ‘like’ ik zodat mijn connecties ervan op de hoogte raken. Ik maak reclame als LinkedIn- of Facebookcontacten een extra zetje kunnen gebruiken. En als loopbaancoach – mijn tweede roeping – zet ik anderen ook enthousiast aan het netwerken.
Maar er moet wel een bepaalde mate van ‘wederzijds eigenbelang’ zijn. Stel dat Jan had gevraagd: ‘Wat kan ik voor je terugdoen?’ Dan was ik vast gesmolten. Diensten ruilen vind ik zo gek nog niet. Zeker wanneer je ergens tijd in steekt, maar geen geld wilt vragen. Een welgemeende aanbeveling op LinkedIn kan ook veel waard zijn.
We netwerken ons suf. Vooral journalisten die niet meer kunnen bouwen op een vaste werkgever hebben elkaar hard nodig. Na een verjaardagsfeest is de score hoog: een freelancer houdt er een eindredactieklus voor een tijdschrift aan over. Een verslaggeefster gaat naar huis met tips voor haar reportage in Kroatië. En een eindredacteur hoort tijdens de afterparty vertellen over iemand die hij graag in zijn uitzending wil. Geweldig allemaal, maar mijn zus heeft het niet zo op mijn feestjes. Ze wordt gek van al dat genetwerk.
Hoe deden journalisten dat vroeger? In het archief van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis is een staatsieportret (zie illustratie) te vinden van de Haagsche Journalisten Sociëteit bij de opening in 1916. In pak met stropdas poseert een dertigtal besnorde heren in een chic etablissement. Tien jaar later organiseert de Nederlandsche Journalisten Kring het jaarlijkse uitje: op de foto staat de fanfare klaar bij een rondvaartboot waar een keurig gezelschap instapt. Andere afbeeldingen herinneren aan diners en congressen van vakbroeders – en een enkele -zus – in het begin van de vorige eeuw. Hier brainstormden journalisten waarschijnlijk over hun werk en hielpen ze elkaars neefjes aan hun eerste baan bij de courant. Netwerken avant la lettre.
‘Vanaf de oprichting van de Nederlandse Journalistenkring in 1884 was er duidelijk sprake van esprit de corps’, lees ik in het boek ‘Journalisten in Nederland’ van Piet Hagen. Vlak na de oorlog was de saamhorigheid zelfs zo groot dat collega’s ‘tijdens gemeenteraadsvergaderingen weleens verslagen voor elkaar schreven in de stijl van het concurrerende medium’.
Na de ontzuiling in jaren ’70 vinden journalisten elkaar nog steeds veel in de kroeg. Pas wanneer rond 2000 computers, satellieten, internet en mobiele telefoons intreden, signaleert Hagen dat ‘het café wordt vervangen door de bedrijfskantine’. De berichtgeving wordt sneller, redacties groeien en vakopleidingen breiden uit. Het netwerken verandert mee: ook dat gaat vlugger en doelgerichter via internet en sms.
‘Entrepreneurial journalism’ en ‘Personal Branding’ zijn nu de toverwoorden. Hoogleraar journalistiek Mark Deuze pleit in artikelen en op bijeenkomsten voor een combinatie van passie voor het vak, gevoel voor publiek en een goed ontwikkeld marktinzicht. Ondernemende journalisten moeten actief zijn in de sociale media, zich neutraal opstellen op hun vakgebied, maar hun nek uitsteken op andere gebieden (en daardoor zichtbaarder worden voor een groter publiek), flexibel zijn en openstaan voor vernieuwing.
In Nederland wordt er nog wat schamper over gedaan, de journalist als merk. Het klinkt ons te marketingachtig en onoprecht. Op De Nieuwe Reporter heeft docent politieke communicatie Chris Aalberts het over een modieuze schijnoplossing voor de journalistieke crisis. Volgens hem is er maar één manier om snel naam te maken: ‘via traditionele media die een miljoenenpubliek bereiken.’
Toch komt de Hogeschool van Utrecht dit najaar met een cursus ‘Entrepreneurial journalistiek - Personal branding’. En niet alleen coryfeeën als Paul Witteman en Eva Jinek bewijzen dat zij een merk zijn, maar ook de jonge Rusland-correspondent Olaf Koens (o.a. RTL Nieuws) en Elsevier-journalist Nikki Sterkenburg die in Villamedia (juni 2013) enthousiast vertelde over haar twitter-successen.
‘Confessions of a branded journalist (or a journalist with a reputation, if you prefer)’ heet een blog van de Amerikaanse journalist Steve Buttry. Bovenaan staat: zorg voor kwaliteit. Een open deur misschien, maar ik moet toch denken aan de ronkende teksten die ik vaak op LinkedIn zie staan. Als je (nog) niet kunt waarmaken wat je belooft, is het snel gedaan met je reputatie.
Wees genereus met advies en hulp, schrijft Buttry ook. ‘Ik weet dat ik meer waard ben omdat ik veel weggeef.’ Dat klinkt sympathiek, maar ik pleit toch voor spelregels bij het nieuwe netwerken.
* Vraag voorzichtig om een dienst
* Ga ervan uit dat de ander nee kan zeggen
* Geef en deel zelf ook
* Bedank voor wat je krijgt.
Het ultieme doel is niet dat jij er beter van wordt, maar de journalistiek. Toch, Jan?
Praat mee