Winnares Zilveren Camera: An-Sofie Kesteleyn

De Vlaamse An-Sofie Kesteleyn (1988) won met een serie over een roodharige tweeling de eerste prijs bij de Zilveren Camera in de categorie portretten. Ze fotografeert nog maar drie jaar serieus, veel voor de Volkskrant. ‘Nieuws doet me niet veel.’
Het onthaal door de fotograaf verloopt in haast. Kort oogcontact, snelle handdruk en weg is An-Sofie Kesteleyn. Met zwierige passen naar een ruimte in de Brakke Grond waar de expositie van haar prijswinnende serie van de tweeling Gwendolyn en Kimberly wordt ingericht. Morgen is de opening in het Vlaams Cultuurhuis, hartje Amsterdam. ‘Vijf, tien minuutjes’, roept ze me na. ‘Ik kom echt.’ De carrière van Kesteleyn uit het Vlaamse Oudenaarde vertoont een vliegende start.
De carrière van Kesteleyn uit het Vlaamse Oudenaarde vertoont een vliegende start. Een leven als een razende beweging, zoals in haar foto’s waar ook altijd iets gebeurt. In juni 2011 behaalde ze haar master fotografie aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Daarna liep ze een jaar stage bij de Volkskrant en reisde ze voor de krant naar vijf wereldsteden. De foto’s van de tweeling werden opgenomen in het Observatorium van de krant, een oudejaarsbijlage voor meest talentvolle fotografen. De serie van de onafscheidelijke roodharige meisjes, die ze sinds 2007 in haar geboortedorp volgt, won bij de Zilveren Camera dit jaar de eerste prijs in de categorie portretten series. En nu werkt ze voluit voor de Volkskrant, waarvoor ze reportagefoto’s maakt en werkt aan een reeks foto’s van Nederlandse ministers. Hun namen zijn haar nog vreemd.
Ze kan het zelf amper bevatten. ‘Ongelooflijk’, zegt ze, als haar rust wordt opgelegd in een stille vergaderkamer van het cultureel centrum. Ze slaakt een zucht van alle opwinding: ‘Ik ben de krant super dankbaar. Het vertrouwen dat ik krijg om overal heen te reizen en me zo te kunnen ontwikkelen!’ Ze draait als een lenige kat op de stoel en kijkt strak naar buiten. ’Het gaat wel snel, hè?’, vraagt ze hardop. ‘Ik ben nog maar drie jaar serieus met fotografie bezig. Volkskrant, eerste solo-expositie, nu weer winnaar bij de Zilveren Camera. Het komt allemaal snel op elkaar. Die start maakt me ook wel angstig. Kan ik het blijven waarmaken? De lat ligt opeens keihoog. Soms vraag ik me af: had ik niet langzaam moeten beginnen? Nu komt alles op hetzelfde moment.’
Kesteleyn woont tegenwoordig in Amsterdam, ‘puur voor de krant’. Het liefst is ze in Oudenaarde, waar zowat haar hele familie nog woont, inclusief grootmoeder en overgrootmoeder. Haar vader en moeder, aannemer en kleuterleidster, komen met haar twee zussen naar de opening van de tentoonstelling. ‘Een heel leuk gezin, maar zeker niet artistiek’, vertelt ze. ‘In mijn jeugd heb ik geen museum gezien.’ Vader ontraadde zijn dochter een opleiding tot fotograaf. ‘Geen toekomst en geen werk, voorspelde hij. Maar ik wilde het gewoon. Mijn ouders krijgen door alle publiciteit nu wel meer hoogte van wat ik doe.’ Ze vindt het tof dat ze allemaal komen. Elf gasten blijven bij haar thuis logeren, geen idee hoe het loopt.
Kesteleyn laat alles maar gebeuren, ze leeft zoals ze fotografeert. Ze vertrouwt op haar intuïtie. De krant stuurt haar op pad, geen dag blijft ongevuld. Saaie onderwerpen schuwt ze niet, er valt bijna altijd iets van te maken. Deze morgen was ze bij minister Melanie Schultz van Haegen in Den Haag, gisteren bij minister Ronald Plasterk. ‘Ministers’, zegt ze serieus. ‘Verschrikkelijk! Zo saai. Zitten ze in een donker pak achter hun bureau. Ik hou juist van kleur en beweging, een beetje chaos. Je krijgt vijf of tien minuten voor een foto. Meestal ben ik een half uur te vroeg. Kijken of er ook iets in de hal mogelijk is. Er moet iets met hen gebeuren.’
Doe ’s gek, dat zegt ze het liefst tegen de mensen. Plasterk liet ze ronddraaien in zijn bureaustoel, Jet Bussemaker stapte op de vensterbank, tussen de vitrages. Foto met uitzicht op Den Haag. “Dat meisje krijgt alles voor elkaar, doe ik het nog ook”, had de minister tegen anderen gezegd. Achteraf vond ze de foto heel mooi.’ Kesteleyn vindt het ook een geslaagde foto. Ze probeert van tevoren weinig te bedenken, de camera volgt haar intuïtie. ‘Ik zeg nooit op voorhand: ik ga het zó doen. Dan raak ik snel ontgoocheld, het lukt niet. Ik fotografeer op gevoel.’
Eén keer werd ze er bijna uitgegooid. Het was bij een directeur van een ‘botenbedrijf’ in Rotterdam. Tussen de gordijnen staan, daar leende hij zich niet voor. ‘Ik schrok van zijn boze reactie’, zegt ze. ‘Het leerde me dat niet alles gepermitteerd is. Ik heb toen maar een saaie foto gemaakt. Er moest iets in de krant.’ De naam van de directeur en zijn bedrijf is haar ontschoten. Eigenlijk weet ze vrijwel niets van de mensen die ze opzoekt, aanzien of status tellen voor haar als fotograaf niet. Aan de woordvoerder van Jet Bussemaker vroeg ze of ze een afspraak kon maken met meneer de minister. ‘Van Vlaamse politiek weet ik al weinig, laat staan van Nederlandse politiek. Nieuws doet me niet veel.’ Ze leest geen kranten, wel ziet ze dagelijks de app van de Vlaamse krant De Morgen. Ze kijkt nooit televisie. Kesteleyn lijkt een tikje geschrokken van haar eigen woorden. ‘Zou misschien vaker de krant moeten lezen, niet? Maar ook weer niet te veel. Ik kom naïef over, dat kan me ook ten goede komen.’
Het kan raar lopen, het leven. Nooit, nooit zou ze voor een krant werken, had ze tegen vrienden gezegd. En nu zit ze er. Sociale documentaires en portretten, die wil ze graag maken, maar echte persfotografie, nee, niets voor haar. Kesteleyn draait een halve slag op haar stoel, nu half onderuit. ‘Sta je daar met tientallen anderen. Iedereen voor dat ene beeld. Nutteloos. Gelukkig heb ik geen echte persmomenten hoeven meemaken. Ik wil mijn eigen werk blijven doen, ik moet oppassen voor de versmalling van een nieuwskrant. Mijn foto’s mogen niet snel en vlak worden.’
Opgepast, ze wil niet ondankbaar lijken. De Volkskrant geeft haar een kans en die pakt ze met beide handen aan. Ze vertrouwt op de redactie die haar naar de juiste klussen stuurt. Iedere dag een nieuw avontuur. Maar ze kijkt ook verder. Gisteravond heeft ze nog een vliegreis naar Zuid-Afrika geboekt, waar ze op verzoek van curator Koos Breukel rond gaat kijken voor een groot project. Jonge fotografen gaan in binnen- en buitenland met de camera’s van oudere vakgenoten aan de slag. De jonge generatie neemt het stokje van de oudere generatie over, dat is de gedachte. Van Daniel Koning, lang vaste Volkskrant-fotograaf, krijgt ze zijn oude Nikon-camera en een flink aantal filmrolletjes mee.
Ze heeft een plannetje, echt iets voor haar. Lang kan ze er niet over zwijgen. ‘Ik ga een paar dagen in Johannesburg fotograferen. Dan neem ik de auto naar het dorpje Qunu in Oost-Transvaal. De nederzetting ligt achter een afslag van de snelweg. Daar woont Nelson Mandela. Er zal vast een hek zijn met veel bewakers, maar ik ga het gewoon vragen: mag ik meneer Mandela zien en hem fotograferen? Het is een kans, daar moet je in geloven.’ Kesteleyn schuift haar stoel naar achteren, het ongeduld krijgt weer de overhand. ‘Kom, ik moet eens bij mijn foto’s kijken.’
Praat mee