Titus Brandsma’s zoektocht naar waarheid

'Meer dan wij onszelf bewust zijn, worden wij beheerst door de publieke opinie om ons heen. Laten we ons afvragen of wij wel goed geïnformeerd zijn.' Het zou een wijze uitspraak kunnen zijn voor nu, maar het citaat is al bijna negentig jaar oud. Het siert de eerste pagina van het programma van een studiedag over pater en journalist Titus Brandsma, die zaterdag 19 oktober werd gehouden in Nijmegen. Peter de Ruiter was erbij. Voor Villamedia doet hij verslag van de studiedag en duidt hij de betekenis van Brandsma voor de journalistiek van nu.
Onder de titel ‘Journalist in dienst van waarheid’ waren zo’n zeventig mensen bijeen om te luisteren naar de zoektocht die Titus Brandsma (Bolsward 1881- Dachau 1942) in zijn tijd maakte. Peter de Ruiter hield een inleiding over de betekenis van Brandsma voor het vrije woord, naar aanleiding van de podcast die hij over hem maakte in de serie Oranjehotel in verzet. In deze serie belicht hij drie verzetsmensen die ondanks hun gevangenneming blijven strijden tegen onrecht.
Grootgermaans vergif
Als rector van de Universiteit Nijmegen, hoogleraar filosofie én als journalist waarschuwde Titus Brandsma al in de jaren dertig voor het nationaalsocialistische gedachtegoed. Het was in zijn ogen strijdig met godsdienstige en menselijke waarden. Als geestelijk adviseur van katholieke dag- en weekbladen probeerde hij het Grootgermaanse vergif uit hun kolommen te weren. Vooral toen de bezetting een feit was, scheelde dat de bladen inkomsten uit advertenties van de NSB van verwante organisaties. Om hun bladen overeind te houden, begaven sommige zich op een hellend vlak.
Er waren afvalligen, die daarmee hun katholieke goedkeuring door de bisschop misliepen; een boodschap die tevens via de kansel werd verspreid. Maar ook de bezetter had zo z’n machtsmiddelen, zoals het korten op of geheel stoppen van papierleverantie. Eind 1941 werd het per Duits decreet slikken of stikken: het weigeren van NSB-advertenties is vanaf dat moment geheel verboden. Dit is voor Titus het sein voor een diplomatieke reis langs de redacties en directies van de nog zo’n vijftien resterende katholieke bladen. Vanaf 2 januari 1942 reist hij ze per NS in een paar dagen tijd allemaal af, met in zijn hand een brief van de toenmalige aartsbisschop De Jong die niets aan duidelijkheid te wensen overliet.
Fragiele en charismatische man
Titus’ reis was succesvol. Hij kreeg alle bladen om, maar hij plantte er ook het zaadje mee van zijn voortijdige einde. De nazi’s hielden deze fragiele en charismatische man al sinds de jaren dertig in de gaten. Zij zagen in hem een gevaarlijk man; dit was de druppel die de emmer deed overlopen. De bezetter vreesde een algehele opstand der katholieken en verordonneerde zijn arrestatie. Nog die maand belandde hij in het Oranjehotel, zoals de Scheveningse gevangenis in oorlogstijd werd genoemd. Maar monter als hij was, schiep Titus er genoegen in om zijn cel te delen met zijn Heer.
Tussen zijn gebeden door weet Titus Brandsma talrijke teksten te produceren, zoals over de NSB, over zijn cel, zijn dagorde en over de door hem bewonderde heilig verklaarde Maria van Avila. Toen het gevangenispapier op was, schreef hij door tussen de regels en in de marge van een boek dat hij toevallig in zijn bezit had - een over Jezus Christus. Vanuit het Oranjehotel is hij vervoerd naar kampen in Amersfoort, Kleef en Dachau. In het laatste kamp is hij na onmenselijke dwangarbeid uiteindelijk bewusteloos geraakt en met een spuitje karbol op 26 juli 1942 uit zijn lijden verlost. Titus was zestig jaar. In 1985 is hij zalig verklaard.
Gesjeesde studenten of stukgelopen leraren
Het verzetswerk en de persoon van Titus Brandsma zijn niet algemeen bekend. Zelfs Monic Slingerland, chef Opinie van dagblad Trouw moet op de Titus-Brandsmadag toegeven dat veel van haar veelal jongere collega’s geen weet hebben van zijn strijd voor het vrije woord, laat staan van zijn inspanningen voor de journalistieke professie in de jaren dertig. Zo heeft hij initiatieven genomen voor een vakopleiding en voor betere arbeidsomstandigheden, in een tijd dat vakbroeders werden gezien als gesjeesde studenten of stukgelopen leraren. In de Verenigde Staten oriënteerde Titus zich op wat toen nieuwe media waren: geluidsfilm, radio, televisie en de telex, die het oprichten van internationale persbureaus mogelijk maakte.
‘Waarheid’ is voor Slingerland een te zwaar begrip, laat staan dé waarheid. Als manager van meningen heeft zij een dagtaak aan het tot uiting laten komen van de vele opinies die haar worden toegezonden of die zij uitlokt. Vanuit haar redactie probeert zij de een zich te laten verplaatsen in de ander. Zij vermijdt de korte bocht, wat zij ziet als ‘de waarheid in de uitverkoop doen. “Als de helft van Amerika op Trump stemt, betekent dat niet dat al die mensen dom zijn”, zegt ze. Ook de ‘waarheid als een koe’ van de boeren in hun protesten tegen overheidsmaatregelen en het verdacht maken van de stikstofmetingen van het RIVM vindt ze te makkelijk. Het leidt alleen tot patstellingen.
Tekst loopt door onder de foto.
‘Met de feiten kun je waarheid missen’
In de schrijfcursus die ze geeft liet Slingerland ooit een man en een vrouw ieder hun huis beschrijven. De man beschreef de spouwmuren, de oppervlakte en de isolatiegraad. De vrouw had het over haar kamertje op zolder, waar ze zich soms terugtrekt als ze zich niet goed voelt en met een kaarsje de wereld in ogenschouw neemt. Beide verhalen verschillen enorm van elkaar, maar zijn toch beide waarheidsgetrouw. Slingerland ziet zich in een geheel andere positie dan die van haar collega’s, de verslaggevers. Zij wil ‘de waarheid onder ogen zien’, ook al zijn er vele, terwijl haar collega’s de feiten checken en dubbelchecken. “Maar met de feiten kun je ook de waarheid missen”.
Dat sluit aan op de missie van Minka Nijhuis, die in haar verslagen vanuit conflictgebieden niet de kille cijfers, maar juist de verhalen van mensen presenteert - in al hun complexiteit. Terwijl de meeste mensen het laatste vliegtuig nemen om het strijdgeweld te ontlopen, neemt zij het laatste vliegtuig er naar toe. Zo deed zij dat vanuit Cambodja, Birma, Kosovo, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië. Minka scheef diverse boeken over Birma/Myanmar en kon dankzij haar vriendschap met Aung San Suu Kyi diep tot haar doordringen - maar bleef kritisch. “Behalve politieke en militaire analyses, loont het de moeite om te luisteren met sociologische of antropologische oren”, zegt Nijhuis.
Journalistiek is geen vrijetijdsbesteding
In het gesprek na afloop komt de vraag aan de orde hoe journalisten in loondienst hun invalshoek kunnen sturen. Dat is beperkt. Freelancers hebben meer mogelijkheden, maar zijn ook overgeleverd aan de wetten van de markt. “Een verhaal over een IS-er is bij elk blad welkom. Daarna wordt de spoeling al snel dunner”. Ook Titus Brandsma had deze notie. Journalistiek is geen vrijetijdsbesteding: het product moet ook nog verkocht worden. Je moet er ook nog van kunnen leven: de journalist en het medium.
Ik prijs mij gelukkig zelfstandig te zijn. Ik kan schrijven, fotograferen, uitgeven en weet hoe je een verhaal aan de man brengt. Ik kies mijn onderwerpen: mensenrechten , kinderrechten, persvrijheid - en vertel mensen wat ik belangrijk vind. Mijn keuze van de waarheid. Rest de vraag hoe meer mensen op de hoogte komen van de werken van Titus Brandsma.
Meer over Titus Brandsma
Deel het adres van Oranjehotel in verzet of abonneer je op de podcast Luisterdoc. Deze eeuw zijn diverse dikke en dikkere boeken over Titus Brandsma verschenen, onder meer een van Ton Crijnen (de dikste). Joan Hemels schreef Als het goede maar gebeurt over Titus’ werkzaamheden ‘in dienst van waarheid’. Op titusbrandsmateksten.nl worden de komende jaren al diens teksten geopenbaard; een initiatief van het Titus Brandsma Instituut.
Praat mee