Digitaal (her-) gebruik van beeld: tijd voor een omslag in het denken
Harmen de Jong doet al een tijd met veel plezier een leuke portretklus voor Het Parool. Voor de rubriek De Klapstoel fotografeerde hij ook Jan Roos. Die vond de foto leuk genoeg om als ava op Twitter te gebruiken. Hij nam een foto van zijn foto in de krant, en gebruikte hem. Zonder context, zonder naamsvermelding, zonder toestemming te vragen. De Jong: ‘Niet op iedere digitale slak hoeft zout, maar ik zou een gat in de lucht springen als er een omslag komt in het denken over digitaal (her-)gebruik van beeld.’
We hadden aan het strand afgesproken, stoel in de branding, hij er bovenop, geslaagde foto. Met dank aan Jan, sportief als hij was om op een wankel stoeltje in de snijdende februari kou, tussen de klotsende golven te poseren.
Jan vond de foto later leuk genoeg om als ava op Twitter te gebruiken. Hij nam een foto van zijn foto in de krant, en gebruikte hem. Zonder context van het artikel, zonder naamsvermelding, zonder mij om toestemming te vragen. Ik heb hem daarop, in mijn wiek geschoten, gevraagd of hij de foto wilde verwijderen. Jan ontdekte via Twitter dat het auteursrecht niet aan zijn kant stond, en omlijst met het nodige getamboer en gescheld, verdween de foto.
Ik ben er later op gewezen dat het zuur overkomt om te mekkeren over dit hergebruik. Het is maar een Twitter-ava. Waarschijnlijk uit naïef enthousiasme gebruikt. Is wat voor te zeggen. Het is ook maar een verdomd klein fotootje. Ik reageerde formeel gezien correct, het wetboek stijf onder mijn verkrampte arm geklemd, j’accuse, een gebelgde artiest. Kijk ik niet met veel plezier op terug, de mug werd een olifant, maar het komt ergens vandaan. Het gebeurt gewoon veel te vaak dat je werk rondzingt op Twitter, Blende, Facebook, whatnot, zonder de makers (fotograaf én auteur) de credits te geven die ze verdienen. Daar bovenop; er zijn ook mensen die betalen voor een Twitter-ava, mensen die een opdracht aan een fotograaf geven om er een te maken. Die hebben het nakijken. Tuurlijk, brand is erger. Maar toch.
Even weg van Jan Roos, laten we uitgaan van zijn naïef enthousiasme. Mijn coulance droogt op omdat het veel te weinig gebeurt, iets simpels als je naam bij je foto. Afgezien van de fatsoenskwestie (vráág het even), is het essentieel voor een fotograaf om tenminste genoemd te worden. Echt, ik ben de beroerdste niet. Ik geef altijd portretten weg aan de gefotografeerde, mits voor privégebruik. Honderden, duizenden beelden heb ik de afgelopen vijftien jaar rondgestuurd, allemaal zonder vergoeding. Ik ben geen moeilijke of gierige fotograaf.
Over geld (waar het mij dus niet om ging in dit geval). Hier is wat er op dit moment gebeurt op de fotografiemarkt; kranten en tijdschriften hebben het moeilijk, titels verdwijnen, oplages dalen, de tarieven voor de makers dalen mee. De markt voor fotografie verschuift voor een belangrijk deel van offline naar online. Als de bereidheid om te betalen voor digitale publicaties er niet voldoende is, kan ik beter schoenen gaan poetsen in een willekeurige winkelstraat. Nu geef ik veel foto’s -zonder enig gemopper- weg. Ik pás voor het idee dat ik een geldwolf zou zijn. Maar ik moet er van bestaan, jongens. Dat is het. Het is een prachtig vak, mag ik dat een beetje beschermen? Als er normaal en fatsoenlijk (jaja, fatsoen moet je doen…) met me omgesprongen wordt, lees toestemming vragen en mijn naam erbij zetten, geloof me, dan mag iemand die foto best een paar weken gratis als ava gebruiken. Mijn zegen heb je. Niet op iedere digitale slak hoeft dat zout, maar ik zou een gat in de lucht springen als er een omslag komt in het denken over digitaal (her-)gebruik van beeld. Noem op zijn minst die fotograaf, zodat partijen die geld over hebben voor mooi beeld, de maker kunnen vinden en inhuren. Kan hij lekker blijven fotograferen, want schoenen poetsen, mwah.
Praat mee