Taaltip: hoog risico / groot risico

Het gebruikelijke bijvoeglijk naamwoord bij risico is groot: ‘een groot risico’, ‘het risico lijkt me te groot’, ‘het risico wordt groter’. Hoog is minder gangbaar.
Er zijn geen vaste regels voor het gebruik van hoog en groot. Hoog past doorgaans het best bij zaken die meetbaar en in cijfers uit te drukken zijn: ‘hoge temperatuur’, ‘hoog salaris’, ‘hoge score’. Groot is een aanduiding die niet (alleen) van cijfers afhangt. Omdat risico geen duidelijk meetbaar begrip is, wordt het bij voorkeur gecombineerd met groot (en klein). Zo hebben ook ‘grote kans’, ‘groot gevaar’ en ‘grote bekendheid’ de voorkeur boven ‘hoge kans’, ‘hoog gevaar’ en ‘hoge bekendheid’.
Ook als het om concrete afmetingen gaat, wordt meestal groot gebruikt: ‘grote oppervlakte’, ‘grote inhoud’ – ook al zijn oppervlakte en inhoud wel degelijk te meten. Er zijn ook gevallen waarbij geen duidelijke voorkeur bestaat; zo zijn ‘hoge snelheid’ en ‘grote snelheid’ allebei gangbaar.
Praat mee
2 reacties
Huup Dassen, 28 oktober 2019, 17:25
Ik zou ook wel eens jullie mening willen horen over het duo risico en kans. Vaak wordt risico gebruikt als kans wordt bedoeld. In technische risicoanalyses geldt de formule risico = kans x gevolg. Er is dus een subtiel maar niet onbelangrijk verschil.
Anne Schram, 1 december 2020, 16:19
Zelf ben ik geïnteresseerd in het duo ‘grootste kans op’ en ‘meeste kans op’.