mgm nvj maart

— maandag 4 mei 2009, 13:28 | 1 reactie, praat mee

Parijse toestanden

Van de Nova-redactie krijg ik anderhalf jaar geleden, oktober 2007 een telefoontje: “We moeten je iets vragen over Parijse toestanden in Nederland”. Wat blijkt? Bij Pauw en Witteman heeft Bernard Welten, - hoofdcommissaris van Amsterdam – zijn vrees uitgesproken dat het in Nederland dezelfde kant opgaat als in de Parijse voorsteden. Franse toestanden in Amsterdam Slotervaart: er zijn auto’s in brand gestoken en jongeren met jerrycans aangehouden. Welten heeft het over “gewetenloze kwelgeesten uit het riool.” In Nova moet ik de volgende avond live die ‘Parijse toestanden’ in een perspectief plaatsen.

Laatste wijziging: 4 mei 2009, 15:32

Want wat zijn de Franse feiten?
Om even een indruk te krijgen:
- Vorig jaar brandden er 38 duizend auto’s af in Frankrijk. Tijdens een normaal, rustig weekend hebben we het over tweehonderd tot driehonderd auto’s
- Frankrijk heeft 2200 wijken met problemen en nog eens 900 wijken waar de situatie explosief wordt genoemd. Daar wonen vijf miljoen mensen. Vaak no-go areas waar alleen nog oproerpolitie in busjes patrouilleert.
- De werkeloosheid onder jongeren van 18-25 in de voorsteden is veertig procent en dan heb ik het over gegevens van vóór de crisis.
- En zoals blijkt uit de conclusies van criminoloog Frank Bovenkerk: ook in Frankrijk neemt de dreiging tegen journalisten en vooral televisieploegen toe. Camera’s worden gestolen of afgepakt en op de grond kapot gesmeten. Collega’s worden van hun laptop beroofd en in elkaar geslagen.
Even voor de duidelijkheid: net als in Nederland zijn er in Frankrijk nooit doden of zwaargewonden gevallen bij agressie tegen de media.

De afgelopen tien jaar heb ik veel in de banlieues gewerkt en ik herken veel van de voorbeelden uit Bovenkerks onderzoek. Ook ik heb de nodige agressie meegemaakt. Ons tweekoppig team: mijn man (en cameraman) Pieter en ik hebben bakstenen naar ons hoofd gekregen, jongeren probeerden de camera af te pakken, er is met stokken op onze auto geslagen, onze auto is achtervolgd en van de weg gedrukt, de gloednieuwe motor van onze geluidsman is gestolen enzovoort.

Veel collega-correspondenten en Franse journalisten weigeren nog langer hun werk te doen in de banlieues. Een beslissing die iedereen natuurlijk voor zichzelf moet maken, maar ik vind dat we er niet weg mogen blijven.
Want we zijn journalisten om verslag te doen van de maatschappij waarin wij leven: controleren wat er plaatsvindt. Om een deel van die maatschappij voortaan links te laten liggen omdat het gevaarlijk is, druist tegen mijn principes in. Als we stoppen met berichten vanuit de voorsteden, weten we niet meer wat er zich daar afspeelt. Dan doen we mee aan de gettoisering.
Dan kunnen we de overheid, de politie en ook de jongeren niet meer kritisch volgen. En heb je als journalist dan nog recht van spreken? Kun je dan nog serieus berichten over die wijken?

‘t Zou het zelfde zijn als je wegblijft uit een oorlogsgebied, of niet naar Mexico gaat omdat het er gevaarlijk is. Daar is het op dit moment ook zwaar werken, maar toch gaan er genoeg Nederlandse collega’s naar toe. Daar wordt op de redacties niet over getwijfeld.

Gevaarlijke, bedreigende situaties kun je nooit helemaal voorkomen, maar je kunt je wel goed voorbereiden om het gevaar zoveel mogelijk te voorkomen. Zorgvuldigheid en moed zijn volgens mij belangrijke ingrediënten.

Hoe werken we in de Franse banlieues? Ik wil kort een van onze werkdagen beschrijven..
Het is een warme namiddag. We moeten reacties filmen op de gemeenteraadsverkiezingen in Montfermeil, een voorstad ten noorden van Parijs in Seine-Saint-Denis. Buurten vol trieste torenflats, veel beton, weinig groen. Een banlieue waar tijdens de onrust van 2005 en 2007 flink wat auto’s in brand zijn gestoken en waar heftige gevechten uitbraken met de politie.
In de portieken hangen groepjes migrantenjongeren. Verveeld, agressief, intimiderend. We kijken elkaar aan. Halen diep adem. Oké, vooruit dan maar. Eigenlijk is dat het meest vervelende moment: het zoeken van contact in een buurt die we niet kennen.

We hebben onze auto al zo neergezet dat we snel kunnen wegrijden als er onheil dreigt. Zoals altijd hebben we de camera in de kofferbak gelaten. En stap ik –  vrouw -  als eerste op het groepje af waar we de meeste last mee zouden kùnnen krijgen. Het groepje dat er eigenlijk het meest dreigend uitziet. Vaak zijn het ‘leiders’ van de wijk, van de flat, of domweg van de portiek. In dit geval een tiental jongens van zo’n 14 tot 25. Ik ruik de hasjiesj. Ze schreeuwen wat, maar zijn ook overrompeld. Het komt niet zo vaak voor dat een blanke vrouw ze zomaar aanspreekt. Pieter is er ook bij komen staan. We maken wat grappen over de geur van ‘dat Amsterdamse spul’. We vragen ze naar de situatie in de buurt. Meteen roept iedereen door elkaar: “Hier is niets te doen, Madame, helemaal niets”.
We trekken steeds meer jongeren aan, iedereen komt nieuwsgierig om ons heen staan. Sommige schreeuwen dwars door het gesprek heen. Soms agressief. Maar ik laat niet merken dat ik bang ben, ga extra dicht bij ze staan, kijk recht in hun ogen en vertel waarom we er zijn. We zijn journalisten en werken voor de Nederlandse televisie.
Ik leg uit dat we een onderwerp filmen waar we het belangrijk vinden om iedereen aan het woord te laten. Dat politici altijd al hun mening geven. Maar we willen ook hun stem horen. We discussiëren over de komende verkiezingen en of ze gaan stemmen. Als we commentaar horen dat oprecht klinkt - provocerend geschreeuw als: “Sarkozy mort”  negeren we – vraag ik of het is dat we ze filmen en vragen stellen. Een half uur later, na veel discussies - wie wil er wel in beeld en wie niet – een paar jongens lopen weg, hebben ze elkaar overtuigd dat ze willen praten. Dan pas pakt Pieter de camera en begin ik door te vragen. Er komt een bijzonder gesprek tot stand.

“Madame”, zegt een van de jongens na afloop vertrouwelijk, “ik vond het erg goed. Hé Madame, blijven jullie vanavond? We gaan straks barbecueën..”

Zo gaat het vaak – niet altijd een uitnodiging voor een barbecue natuurlijk. Maar worden we eerst vijandig begroet,  uiteindelijk zijn veel jongeren blij dat ze hun verhaal kwijt kunnen. Zijn ze zelfs trots dat ze de Nederlandse televisie serieus te woord hebben gestaan.

Natuurlijk zijn we voorzichtig en staan al onze zintuigen op scherp. En de drie, vier keer dat het te gevaarlijk werd, stopten we meteen. Ook wij merken dat de sfeer de laatste twee jaar vijandiger is geworden. Agressiever, naar journalisten toe.

 
Die agressievere sfeer, hoe komt dat?
Veel cameraploegen roepen het zelf op. Ze zijn inmiddels zo bang dat ze alles rijdend door hun autoraam filmen. Of met een telelens, stiekem, snel uitstappen zonder contact te maken. Dat wekt al agressie op.
Vooral de televisie zoekt naar sensatie en spektakel: gematigde reacties vanuit de banlieue passen niet in het plaatje. Het lijkt wel alsof journalisten uit zijn op de meest sensationele kreten. Genuanceerde meningen zijn niet welkom, worden niet uitgezonden. Jongeren hebben door dat de hardste, provocerende schreeuwers in beeld komen en voldoen soms aan die wens. Gaan zelfs steeds een stapje verder. Zij manipuleren op hun beurt ook de media. 

Zelden gaan journalisten naar de wijk voor positief nieuws of normale reacties.
Er wordt gezocht naar clichés: de ergste wijk, de smerigste flats, die ene gebroken ruit, die ene uitgebrande auto, dat wordt in beeld gebracht.

En het spel is harder geworden, een spel “over de macht van de straat”, zoals Minister Eberhard van der Laan het noemt. Jongens vervelen zich en wat is dan leuker om een cameraploeg weg te pesten of de stuipen op het lijf te jagen?

Hoe proberen wij ons werk te doen?
Tijdens gevaarlijke situaties zoals de rellen in 2005 en 2007,  nemen we een vriend mee uit de banlieue, een soort gids. Want waarom zou het voor journalisten heel gewoon zijn om een fixer mee te nemen naar Afghanistan of Somalië en waarom zou dat in probleemwijken niet werken?

Als er in de wijk al een opgewonden sfeer hangt en er al veel cameraploegen langs zijn geweest, dan onderzoeken we of we journalistiek gezien die buurt kunnen mijden en niet in een
aangrenzende wijk op zoek kunnen gaan naar de oorzaken van de onrust. Moeten we toch per se net die ene wijk in, dan zijn we extra voorzichtig en proberen we eerst rustig een gesprek aan te gaan.
We filmen nooit zonder dat we contact hebben gemaakt in de wijk. Altijd met toestemming hebben van iedereen, echt iedereen uit de groep. Nooit stiekem of met die bekende telelens. Dreigt er onverwacht toch gevaar, dan nemen we geen risico, dan stoppen we meteen. Dat staat nooit ter dis

We proberen ook positief nieuws te brengen. Schoolkinderen spelen mee in een professionele opera, de spoorwegen zoeken via een banenmarkt in probleemwijken naar nieuw personeel. Een jonge ondernemer heeft blikjes Obama-Soda ontworpen en wil van de opbrengst computers kopen voor de wijk enzovoort.     
Jongeren zijn nooit de enigen die aan het woord komen.  We interviewen buschauffeurs, leerkrachten, de imam, burgemeester, jonge ondernemers, moeders, sociaal werkers en de politie. Door die contacten goed te onderhouden, komen we later weer gemakkelijker de wijk binnen.

 
Hoe stelt de politie zich op?
We merken dat de politie – als die zich al in een wijk laat zien - geen verantwoordelijkheid wil dragen voor televisieploegen in de probleemwijken. Toen we een reportage maakten over een geslaagd zakenman in Mantes-la-Jolie en we wat laatste shots filmden van zijn succesvolle bedrijf kwam een politieauto met blauwe knipperlicht in allerijl over het fietspad aanrijden. De agenten dwongen ons te stoppen met de opnames omdat het gevaarlijk zou zijn. We zijn gewoon doorgegaan en er gebeurde niets.
Tijdens de banenmarkt in de voorstad Trappes, zwaar bewaakt door een ordedienst, worden we buiten, tijdens de laatste opname van het gebouw, plotseling bedreigd door een groep jongeren die denkt dat we ze gefilmd hebben. Zij willen de camera afpakken om de band eruit te halen. We lokken ze mee naar binnen – denkend aan de ordedienst – maar die kijkt bewust de andere kant op. We hebben de groep uiteindelijk onze beelden laten zien om aan te tonen dat ze niet gefilmd waren. Pas toen was het gevaar geweken.

Na maanden aandringen, beleefde verzoeken per mail en telefoon mochten we vorig jaar eindelijk een keer mee op patrouille met een speciaal politieteam in een ‘banlieue sensible’ . Maar wat een desillusie. Het ministerie van Binnenlandse Zaken stuurde ons een wijk in die niet echt gevaarlijk was. De dienst van de agenten die we mochten volgen was al om een uur ’s nachts afgelopen. En het bleek geen toeval dat we juist tijdens de Ramadanmaand mochten filmen. Veel jongeren zijn dan gewoon thuis om te eten.
 
Hoe is de situatie op dit moment onder Sarkozy?
Tijdens zijn verkiezingscampagne beloofde de Franse president een Marshallplan voor de banlieues: meer werkgelegenheid en veiligheid in de wijken. Maar daar is niet veel van terecht gekomen. Uiteindelijk is het Plan “ Espoir Banlieues” gepresenteerd. Er zou 1 miljard euro worden uitgetrokken om jonge werkelozen uit de wijken in drie jaar tijd aan 45000 gesubsidieerde banen te helpen. Maar op dit moment, een jaar later, zijn er slechts vierduizend contracten getekend.

Ook wilde Nicolas Sarkozy de relatie tussen de politie en de jongeren verbeteren. Een jaar geleden kondigde hij een terugkeer van wijkpolitie aan – ooit door hem zelf als minister van Binnenlandse zaken afgeschaft. Ook daar is nog weinig concreets veranderd.

Waar gaat het heen?
Zoals eerder gezegd: ik merk dat het geweld toeneemt, naar journalisten toe, naar ‘blanken’ of ‘joden’ maar vooral naar de politie. Steeds vaker worden agenten – met het bericht over een brandende auto - in een val gelokt. Als ze arriveren wordt er vanuit een hoge flat een ijskast naar beneden gegooid of met wapens op ze geschoten. De laatste maanden zijn in voorsteden van Parijs tientallen agenten gewond geraakt.

Nog iedere maand zijn er wel ergens rellen, soms met veel geweld en daar vind ik in de berichten nauwelijks iets van terug. De Franse regering lijkt te hebben besloten dat de media zo min mogelijk over brandende auto’s en aanvallen op de politie moet berichten.

Misschien logisch, want op een gegeven moment merkten we dat wijken tegen elkaar begonnen op te bieden: wie had de meeste brandende auto’s in één nacht?
Maar de situatie slaat nu door naar de andere kant. De regering houdt cijfers weg. Na Réveillon (Oud en Nieuw) maakte het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken meteen melding van “een opvallend rustige nacht” . Pas toen de deadline van kranten was verstreken, kwamen andere cijfers naar buiten. Het was onrustiger dan ooit geweest. Er waren 1147 auto’s in brand gestoken: dertig procent meer dan het jaar daarvoor.

Er is ook sprake van zelfcensuur. Televisiejournaals die veel aandacht besteden aan faits divers en een paar jaar geleden regelmatig rellen en uitgebrande auto’s lieten zien, beslissen zelf dat ze beter geen melding kunnen maken van ongeregeldheden. Of ze doen het in een sec bericht zonder beelden. Omdat ze “het vuur niet willen aanwakkeren.”

Maar waar ligt je verantwoordelijkheid als redactie? Is het wel de sociale plicht van een journalist om onrust tegen te gaan?  Of moeten we verslag blijven doen van geweld in de voorsteden?
Trouwens, jongeren zijn ook niet gek. Zij hebben Internet ontdekt en zetten nu hun eigen geweldsfilmpje online om tegen elkaar op te bieden. De pers en de overheid krijgen daar lastig greep op.

Er wordt dus op dit moment nauwelijks over de voorsteden bericht. En dat is volgens mij niet goed. Het creëert nog meer getto’s waar niemand van buiten meer inkomt.
Duidelijk is dat de banlieues uit de schijnwerpers zijn verdwenen. Dat het geen onderwerp meer is dat hoog op de agenda staat (of mag staan).
Terwijl het me niet zou verbazen als juist daar nieuwe, grote problemen kunnen ontstaan de komende jaren: een tijdbom, die elk moment tot ontploffing kan komen. Met onrust die kan overslaan naar andere achterstandswijken in Europa.

Het is belangrijk om de vicieuze cirkel te doorbreken. Cameraploegen zijn bang – soms terecht – en filmen daardoor snel en stiekem. Dat roept weer woede op over de sensationele, stigmatiserende benadering van de televisie. Journalisten worden daardoor meer als verlengstuk gezien van het establishment, van de mensen die het goed hebben en alleen even naar de wijk komen om er snel de ellende, het geweld vast te leggen. Dat moet doorbroken worden.

Ik zou journalisten willen oproepen vooral WEL naar moeilijke buurten te gaan om er over te berichten. Want anders doen we zelf ook aan een vorm van censuur.
En dat willen we toch niet? Bon courage!


Saskia Dekkers sprak deze lezing uit tijdens de Dag van de Persvrijheid op 3 mei 2009 in Utrecht.

Bekijk meer van

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

1 reactie

Manuel, 13 mei 2009, 12:35

Een fantastisch goede lezing! Over de manier waarop je werkt en de ze lezing mag je trots zijn!

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Nick Kivits, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.