Opinie: Het Huis van de Journalistiek kan het vertrouwen in ons vak herstellen

René van Zanten was journalist bij de Haagsche Courant, hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad, directeur van De Gelderlander en de afgelopen elf jaar – tot aan zijn pensionering dit jaar – directeur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. In dit essay vraagt hij dringend om aandacht voor zijn initiatief; Het huis van de Journalistiek.
Sommige plannen zijn misschien te mooi om waar te zijn, of gewoon te ingewikkeld. Het oprichten van een Huis van de Journalistiek is zo’n voorbeeld. Acht jaar geleden werd het plan geboren om zo’n Huis in Nederland op te richten, met als onderliggende gedachte aandacht te vragen voor het belang van journalistiek voor de democratie in ons land. Dat zou moeten gebeuren door van het Huis een plek te maken waar educatie en inspiratie samen komen.
Een plek voor journalisten, docenten, trainers, onderzoekers, wetenschappers, beleidsmakers en communicatiedeskundigen. Die ontmoeten elkaar daar, werken daar samen, trainen, coachen, onderwijzen, leren, delen informatie met het publiek en met elkaar. Een plek waar voor professionals én publiek van alles valt te beleven op media-gebied: debatten, persconferenties, uitzendingen, voorstellingen en exposities. Van virtuele journalistieke zoektochten tot lezingen, presentaties en films.
Dat klinkt mooi, en daarom hebben allerlei organisaties ‘uit het veld’ hun warme steun uitgesproken voor deze gedachte, van NVJ tot het Instituut voor Beeld&Geluid, van RPO tot UVA. Dat is mooi, maar daarmee is zo’n Huis er nog niet. En dat is jammer, want er is in de afgelopen jaren nog een belangrijk element aan de noodzaak voor zo’n Huis toegevoegd: een grote (en dus belangrijke) groep binnen de bevolking vertrouwt de journalistiek niet meer en zoekt (en vindt) in toenemende mate informatie op duistere plekken.
Schande van spreken
Dan zou je zeggen: werk aan de winkel. Je kunt er schande van spreken, naar Brussel kijken, journalisten in een scherfwerend vest hijsen, de letters van je journalistieke organisatie van je bedrijfsauto’s verwijderen, maar uiteindelijk zul je toch met elkaar de vraag moeten beantwoorden waar dat wantrouwen (en die agressie) vandaan komt en wat we daaraan kunnen doen.
Dat veronderstelt samenwerking tussen journalistiek organisaties die over het algemeen het liefst met de rug naar elkaar opereren. Ik heb mijn leven lang in of voor de journalistiek gewerkt, dus ik herken dat wel. De eigen club gaat altijd voor en is met afstand de beste en belangrijkste op journalistiek gebied. Maar we hebben ook gezien dat samenwerking wél lukt, als die zich beperkt tot een thema (verkiezingen, onderzoek). Daar ligt wellicht de sleutel tot de oplossing, als we het er over eens kunnen worden dat ‘journalistiek’ (in de zin van: het nieuws is op onafhankelijke wijze vergaard en gecheckt bovendien) onder druk staat.
Het onder ogen zien van zo’n gedeeld vraagstuk, maakt het ook eenvoudiger om de hand te reiken naar anderen. Immers: de uitdagingen waar de journalistiek voor staat, maken onderdeel uit van een groter vraagstuk. Waar de journalistiek zoekt naar haar rol in een veranderende wereld, geldt dit grosso modo voor iedereen die te maken heeft met informatiestromen. Overheden, organisaties, wetenschappers, bedrijven en individuen, iedereen zoekt naar manieren om in die veranderende - digitale en papieren - wereld greep te krijgen op het verspreiden en vergaren van informatie. Dit in de wetenschap dat het publiek een onlosmakelijk onderdeel is geworden van de informatiestroom.
Ik hoop dat we het niet opgeven, het is allemaal belangrijk genoeg
Apparaat vol beloftes
Lange tijd werd gedacht dat het internet een soort zelfreinigend vermogen zou ontwikkelen. Maar vooralsnog groeit de informatiestroom, zonder dat er spelregels of mechanismen zijn die lezers, kijkers, luisteraars en gebruikers in staat stellen om de intrinsieke waarde van die informatie vast te stellen. Als een apparaat vol beloftes en mogelijkheden waarbij de handleiding ontbreekt. Het voelt als een zoektocht naar manieren de verantwoordelijkheden die met het verspreiden van informatie gepaard gaan vorm te geven. Wat mij betreft hoort daarbij dat herkenbaar wordt wie wat, en met welke intentie, heeft gepubliceerd.
De reuzenstap van een wereld van enkel papier en lineair naar een combinatie met digitaal en exponentieel heeft alle geschreven en ongeschreven regels over het gebruik ervan door elkaar geschud. Voorheen richtinggevende, filterende en vaak dempende stappen tussen creatie en publicatie zijn verdwenen.
De rijkdom van de mogelijkheden die het internet biedt, wordt overschaduwd door de ongeremdheid en onbeheersbaarheid ervan. Het Huis van de Journalistiek (al dan niet virtueel) komt op voor de vrijheid van het maken en verspreiden van nieuws en informatie, maar ook voor de verantwoordelijkheid die dat met zich mee neemt; een broedplaats voor het versterken en vernieuwen van de vitale rol van de journalistiek.
De ongekende mogelijkheden van de digitale wereld voor het verspreiden en vergaren van informatie dienen te worden herkend, benut, gevierd, beschermd en gekoesterd. De vraagstukken die het gevolg zijn van deze ontwikkeling dienen te worden herkend, beschreven en geanalyseerd - om vervolgens beter gehanteerd te kunnen worden. Dat moet de ambitie zijn: bewustwording, kennisoverdracht, publieksbetrokkenheid, studie, debat. Dat alles moet niet alleen leiden tot inzicht, maar ook tot het aandragen van bouwstenen die kunnen bijdragen aan het herstel van evenwicht in de wereld van media en informatie, daar waar dat door snelle ontwikkelingen verstoord is geraakt.
Zekere mate van realisme
Natuurlijk vind ik dat een fysiek Huis van de Journalistiek een geweldige omgeving zou bieden voor dat debat, die discussie, die verbinding. Maar de ervaringen in de afgelopen jaren hebben zelfs bij mij een zekere mate van realisme teweeg gebracht. Het zou al mooi zijn (en, want ik geef nog niet op, een logische opmaat naar een fysiek Huis) als er vanuit de journalistiek en de wetenschap initiatieven ontstaan om voornoemd debat meer gestructureerd te voeren.
Voor alle duidelijkheid: er gebeurt al van alles. Soms zijn er wel drie debatten in de week over ‘de toekomst van journalistiek’. Maar die debatten voltrekken zich doorgaans in beperkte kring, waardoor de conclusies al snel uit het raam vliegen, laat staan dat ze in samenhang worden bekeken en geanalyseerd.
Dat zou binnen, of onder de vlag van, het Huis anders kunnen. Dat zou ook de mogelijkheid moeten bieden om journalisten en onderzoekers dichter bij elkaar te brengen.
Deze week (10 november) is er een bijeenkomst van een aantal betrokkenen om te bepalen of er thermiek is voor bovenstaande gedachte. Wie denkt dat het van groot belang is dat hij of zij daarbij aanwezig is, kan zich nog (toegang zeer beperkt) nog aanmelden.
Ik hoop dat we het niet opgeven, het is allemaal belangrijk genoeg.
Praat mee