‘Misverstand dat het publiek vullis wil.’
Het is Wouter Kurpershoek (EénVandaag) die, in de loop van het debat, de vraag opwerpt: hoe diep moet je buigen voor de wensen van het publiek? Waar houdt het op? Impliciet zit de vraag al verweven in het onderwerp van dit debat van woensdag 21 mei: populisme in de journalistiek. Maar Kurpershoek geeft er een concrete draai aan, maakt zich boos, daagt de zaal uit, evenals zijn mede-debaters: Laurens Borst (Radio 1), Rens de Jong (BNR), Robbie Muntz, Léon de Wolff . ‘Hoe diep buig je?’ En: hoe erg is dat? Want het publiek is lang niet zo dom als we denken, weet Léon de Wolff. Het debat ‘Populisme in de Journalistiek’ was georganiseerd door de sectie Omroep van de NVJ en werd geleid door Margriet van der Linden (Opzij).
Klik hier voor alle foto’s
Concrete voorbeelden – waar uiteindelijk de hele zaal over meediscussieert, zijn de Joran-van-der-Sloot-hype, waar alle omroepen, alle actualiteitenprogramma’s mee aan de haal gingen (of, in de woorden van anderen, een graantje van probeerden mee te pikken) en het geenstijl-filmpje van het hondsbrutale ‘interview’ van Rutger Castricum met Ella Vogelaar, dat inmiddels ook ‘overal’ te zien en besproken is geweest.
Voordien is de discussie interessant, maar een beetje theoretisch. De luistercijfers zakken, wat ga je eraan doen? vraagt discussieleidster Margriet van der Linden. Tja, het blijkt nog niet zo simpel om de luisteraar te boeien. Laurens Borst, nieuwe zendercoördinator van Radio 1, verzucht dat zowel de programmamakers als de luisteraars van ‘zijn’ zender kritiek hebben op de eigen onderwerpen: ze zijn saai, te lang, de spanningsboog is niet goed, het niet leuk genoeg om langer naar te luisteren…’
Maar welke luisteraar of kijker wil je boeien? Iedereen? Vissen alle programmamakers uiteindelijk in hetzelfde water, zoals Robbie Muntz meent? Is het überhaupt gedaan met radio en tv, zoals hij ook denkt (‘Mijn kinderen kijken alleen nog naar internet. Zelf kijk ik ook al jaren niet meer naar televisie.’)? Of bestem je bepaalde programma’s, zenders zelfs, voor specifieke groepen luisteraars? Dat is wat met name BNR doet, zegt hoofdredacteur Rens de Jong van deze zender. Hij was zo dapper om zijn eigen (weekend) programma op te heffen: ‘Het was een hartstikke mooi programma, maar er luisterde geen hond naar. BNR luisteraars luisteren door de week, in de auto.’
Het gesprek gaat voort over het marktaandeel, maar dat is een beetje een onzin-begrip, zegt Léon de Wolff: ‘Wie is de markt? Je maakt je programma niet voor HET publiek, maar voor EEN publiek.’
Een gesproken column van Jeroen Wielaert over wat hem wel en wat hem niet boeit op de radio, houdt de aandacht van de zaal minutenlang vast.
Dan breekt het debat los. Boeiend? Ja. ‘Maar ’t had ook in drie minuten gekund’, lacht Rens de Jong. ‘Dit is totale onzin, dat kan toch niet: 6 minuten! De luisteraar die zijn kinderen aan ‘t wassen is, heeft wel wat anders aan z’n hoofd…’
Kees Schaepman (hoofdredacteur VPRO-radio) is het daar helemaal niet mee eens. ‘Het allermooiste compliment is dat van de luisteraar die zegt: ik stopte m’n auto en ik bleef zitten want ik wilde dit horen.’
Kan dat dan toch niet korter? Wat willen de luisteraars? Bijgepraat worden, in korte tijd al het nieuws krijgen, of ook, daar achteraan, achtergrondreportages horen? Zijn luisteraars zappers? De meningen lopen uiteen. Moet op een nieuwszender alles ‘kort’ zijn? Moet ‘lang’ naar elders, naar internet? Laurens Borst schopt tegen het zere been: ‘Argos (het programma dat een dag eerder De Tegel won, red.) wordt gemaakt door creatieve programmamakers, maar in een programma van acht minuten kun je het zelfde verhaal vertellen. En als het restmateriaal toch de moeite waard is, zet dat dan op internet.’
Margriet van der Linden komt met de eerste van drie stellingen: ‘er is geen nieuws meer, we gaan van hype naar hype.’ Als voorbeeld wordt een item van EénVandaag getoond, waarin Sander ’t Sas – omdat Peter R. de Vries zijn onthullingen over Joran heeft aangekondigd – op zoek gaat naar de voornaamste betrokkene – en deze niet vindt. In beeld en aan het woord komen alleen de buurman en een mede-student, verder zien we dichte deuren en shotjes van Peter R. die zijn programma aankondigt. Dit item – of non-item, zoals het nu genoemd wordt – trok 1,2 miljoen kijkers.
De zaal giechelt, maar heeft wel veel kritiek. De zoektocht heeft niets opgeleverd, een krant zou het niet gepubliceerd hebben. Waarom dan toch zoiets uitzenden? Vanwege de kijkcijfers? Of omdat er – met een camerateam, een hele dag werk – zoveel in is geïnvesteerd?
Wouter Kurpershoek noemt het ‘een itempje vergelijkbaar met een stukje op pagina 3 van een krant’. En over de kijkcijfers zegt hij: ‘Dit trok 1,2 miljoen kijkers, maar Peter R. trok er 7 miljoen. We hebben gekozen om aandacht te besteden aan dit onderwerp vanwege de impact, ook in buitenland, en verder hebben we allemaal een hele ordinaire behoefte aan whodunnits. En dat er uiteindelijk geen verhaal uitkwam, ja, dat is gewoon domme pech, so what…’
Sander ’t Sas vertelt dat ’s ochtend in de redactievergadering besloten was om te proberen Joran van der Sloot te spreken, vooral omdat hij ‘gewoon in Arnhem rondliep. Terwijl de hype al begonnen was, ging hij ’s avonds gewoon naar een discotheek. Uiteindelijk waren alleen gesprekjes met de buurman en een klasgenoot mogelijk. Je hebt dan tot het laatste moment zitten monteren, je denkt: ik heb toch wel wat. Later kregen we ook allerlei telefoontjes van mensen die zeiden: geweldig. Een week later stond het op internet en vonden ze het gênant. Nu, als ik het terugzie, denk ik: hebben wij dat uitgezonden?’
‘Je zit in een hype gevangen’, constateert mede-programmamaakster Caroline van de Heuvel vanuit de zaal.
Wouter Kurpershoek zegt nog dat een follow-up over hetzelfde onderwerp, een week later, ook wel veel kijkers trok, maar in hetzelfde programma bracht EénVandaag een item over de stijgende voedselprijzen. Daar kijken mensen dan in één moeite door óók naar. Een reden om zo’n item als over ‘Joran’ te brengen is: het leeft in de samenleving. Toch constateert hij ook: ‘Kennelijk maakt de journalist een buiging richting kijkers:, wat wilt u dat we brengen. Dat heeft voordelen, want je komt uit je ivoren toren, je bent meer betrokken bij wat je maakt . Het nadeel is: je weet niet waar de buiging gaat eindigen, ik maak me daar zelf zorgen over. Er zitten grenzen aan het u-vraagt-wij-draaien. Ik ben heel erg geïnteresseerd in de vraag: waar stopt die buiging?’
Met de hypes valt het over ’t algemeen trouwens wel mee, vindt Léon de Wolff. Hij leest de onderwerpen voor van de Volkskrant van die dag. Echt nieuws. ‘De krant is vele malen beter dan tien jaar geleden.’ En het publiek is overigens ook niet zo dom als we soms willen geloven, stelt De Wolff. Hij heeft kort geleden nog duizenden mensen ondervraagd over Het Parool en wat ze willen is meer Amsterdam, meer over hun wijk, meer buitenland… ‘Het is een misverstand dat het publiek vullis wil.’ Je maakt een programma, een krant niet voor iedereen, maar voor wie je hem wil maken. Hij stelt een vraag: hoeveel procent denken jullie dat mensen lezen in een krant. Niemand weet het antwoord. Triomfantelijk klinkt het: ’10 procent.’ Maar niet iedereen leest dezelfde 10 procent en uiteindelijk wordt de hele krant toch gelezen.
Die opmerking slaat deels al op de tweede stelling die Van der Linden aan haar panel voorlegt: ‘Marktaandelen en kijkcijfers bepalen het nieuws. Buig je voor die cijfers?’
‘Nee’, zegt deze en gene – en dan zien we weer een video: een uitzending van Nova naar aanleiding van het geenstijlfimpje over Vogelaar. In de uitzending zitten Ton Elias, die gewichtig begint uit te leggen hoe de minister dit had moeten aanpakken, en Prem Radhakishun, die Rutger Castricums kwek-kwek-gebaar in zijn gezicht begint te maken, en dan tegen Elias aanschreeuwt. Elias blijft sprakeloos zitten, met open mond.
Léon de Wolff: ‘Dit is fantastische televisie, omdat ik zie hoe de dingen werken. Prem laat zien hoe Elias sprakeloos wordt als het gaat over dat waarover hij adviseert.’
De zaal wil teveel ingaan op Vogelaars capaciteiten op mediagebied – en op haar vermeende spindokter.
‘Maar ze heeft helemaal geen spindokter!’roept Kees Schaepman vertwijfeld uit.
Wouter Kurpershoek maakt zich boos: ‘Wat je ziet in dat filmpje is dat de minister weigert te buigen voor onzin, ze zegt fuck you.
Margriet van der Linden: ‘Wat rechtvaardigt dat dit lullige filmpje – dat 1,2 miljoen hits kreeg – tot dit soort uitzendingen als van Nova heeft geleid En waarom is in die programma’s de minister niet uitgenodigd?’
Wouter Kurpershoek onderbreekt de ontstane kakofonie met: ‘Wie vindt een item over Joran onzin en dit wél interessant? Heb jij de Kamerdebatten gevolgd over het beleid van Vogelaar? Of bepaal je je mening aan de hand van geenstijl en Nova?’
De discussie gaat alle kanten op. Margriet van der Linden introduceert de derde stelling: ‘journalistieke onderwerpen zijn ingeruild voor vox pop en polls’.
Dat gebeurt inderdaad te vaak, vindt Léon de Wolff, maar je kunt wel, aan de hand van straatgesprekken, illustreren wat bijvoorbeeld een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau aantoont. Dan is ’t een ontzettend goeie vorm van journalistiek. Je maakt zichtbaar wat er in de samenleving leeft.’
Overdreven aandacht voor polls vindt Rens de Jong ‘raar en stom’. Hij steekt overigens ook de hand in eigen boezem. Soms kunnen polls wel relevant zijn, zegt Kees Schaepman – met name wat betreft het conflict Balkenende – Wilders – omdat ze hier het wantrouwen van de burgers jegens de politiek aantonen. Polls zijn als dagkoersen, vindt Wouter Kurpershoek, niet meer en niet minder.
Margriet van der Linden eindigt met de vraag die hij zelf opwierp: tot hoever gaat de buiging richting publiek, waar houdt ’t op?
Het houdt al op, vindt Robbie Muntz, mensen zappen naar de commerciëlen. ‘De echte’, voegt hij daaraan toe ten behoeve van Rens de Jong. Deze heeft juist het ‘gevoel dat we helemaal niet buigen, dat we omhoog getrokken worden door onze luisteraars. Anders ga je ervan uit dat mensen alleen maar pulp willen.’
Laurens Borst ziet ‘die buiging wel, maar voor mij is het einde van die buiging ook heel leuke radio.’
Wouter Kurpershoek: ‘De New York Times, een geweldige krant, heeft minder lezers dan De Telegraaf, omdat ze blijkbaar die buiging niet diep genoeg maken. Ik zoek naar impact, ik werk voor een massamedium, maar ik erger me aan geenstijl, en daag iedereen uit om in vijf zinnen het grote-stedenbeleid van Vogelaar uit te leggen. We lezen niet meer de NRC vanaf pagina 2, nee, we willen Prem horen schreeuwen.Ik wil eindigen met een anecdote van Felix Rottenberg, toen nog voorzitter van de PvdA. Hij moest het land in om het Verdrag van Nice aan de mensen uit te leggen. Hij komt in een zaaltje in Ede. Aan de microfoon is een man met een heel verhaal: jullie dit en dat… Felix zegt: wat is het laatste artikel dat u hebt gelezen over Europa? Er kwam niets. De man werd afgedroogd, de mensen zijn allemaal gaan zitten. Hoever buigen politici, hoever buigen wij ook, voor mensen die niets willen weten? Daar stopt het voor mij mee.’
Praat mee
1 reactie
ControlAltDelete, 23 mei 2008, 14:02
Hoe in hemelsnaam wil je kwaliteitsjournalistiek behalen als je items van drie minuten maakt? Ik zag het bij de regionalen gebeuren, items mochten hooguit anderhalf minuut voor televisie worden. Ga daar maar eens een inhoudelijk verhaal in proppen. Natuurlijk moet dat volgens eindredacteur ook tot een kunst verheven worden, maar feit blijft dat je daardoor nog een probleem krijgt: kortere items betekent automatisch ook meer. Dat betekent dat redacteuren nog sneller moeten werken, waardoor er minder tijd wordt geinvesteerd in diepgravende journalistiek.
Hoe diep is die buiging, vraagt Kurpershoek zich af. Een terechte vraag. In Amerika worden jaarlijks onderzoeken gehouden naar de staat van de media. Daaruit blijkt dat kwaliteitsmedia niet verloren zullen gaan, omdat door de verwoekering van subjectieve, populistische media op bijvoorbeeld het internet mensen gaan zoeken naar kwaliteitsprogramma’s of kranten. Buig daarom niet, maar recht je rug! Want alleen als je karakter toont door je eigen koers te varen, overleef je de storm.