word studentlid

— vrijdag 29 juni 2012, 11:27 | 0 reacties, praat mee

‘Het interview als afgesloten reservaat’

‘Het interview als afgesloten reservaat’

Meer dan duizend interviews maakte Hugo Camps (69) al voor Elsevier. Altijd over wanhoop, weemoed en werk. ‘Ik heb in mijn leven wel enkele keren gefaald.’ In de kern is Camps een bescheiden mens. Hij heeft dat een leven lang goed verborgen weten te houden. Een leven dat hij volop heeft geleefd. Hard werken, vriendschappen die daarmee van doen hadden, veel reizen, nog meer interviews. Laatste wijziging: 14 februari 2013, 16:21

Zijn eerste zin is meteen een echte “Hugo Camps”. ‘Het interview vind ik bijna de mooiste vorm van journalistiek’. Er spreekt liefde uit. Maar ook relativering met het woordje ‘bijna’. Camps (69) praat graag in die combinatie. Hij komt wat verlegen, zoekend het terras op lopen van brasserie Rubens in het Vlaamse Knokke, zijn woonplaats. Bij de begroeting lijkt hij wat onzeker. Bescheiden is misschien wel het juiste woord. In de kern is Camps een bescheiden mens. Hij heeft dat een leven lang goed verborgen weten te houden. Een leven dat hij volop heeft geleefd. Hard werken, vriendschappen die daarmee van doen hadden, veel reizen, nog meer interviews.

In elk mens schuilt een exhibitionist. In Camps ook, al wordt dat minder. ‘Ik heb meer het gevoel ‘ik wil me verbergen’. Als je ouder wordt, wordt de wereld kleiner. Je selecteert in de consumptie van je leven. Wat je wel belangrijk vindt, je vriendschappen, je leesgedrag. Dus je ontsnapt een beetje aan de globalisering. Het leven wordt meer een miniatuur. Daar voel ik mij prettig bij. In wezen is dat ook de bedoeling.’

Sinds 1986 portretteert Camps voor Elsevier. Tot aan zijn 65ste levensjaar wekelijks, sindsdien in een rustiger tempo. Hij spreekt met sporters, kunstenaars, politici en zakenlieden. ‘Ik zal altijd weigeren Geert Wilders te interviewen net als Filip De Winter van het Vlaams Belang. Ik interview mensen die enige maatschappelijke achting hebben. Het hoeven van mij geen “heiliglevers” te zijn. Maar niet het uitschot dat roept dat een hoofddoekje verboden moet worden.’
Al die jaren had hij oog voor de weemoed van die ander. Pas recent dringt het besef door dat hij daarmee zijn naasten onnodig pijn heeft gedaan. En uiteindelijk zichzelf. Het inzicht komt laat, misschien wel te laat. ‘Ik ben niet trots op de te geringe belangstelling voor mijn dochters en hun kinderen. Ik vind dat ik redelijk egoïstisch te werk ben gegaan in mijn leven. Ik werkte iedere avond op de krant tot die sloot. Nu knaagt dat soms. Tijdens het doen leef je het weg door de hitte van het werk.’

Een interview over het interview en de interviewer. Niet in het Amsterdamse Amstel Hotel, zijn geliefde brasserie waar hij tijdens een drie uur durend diner zijn prooi besluipt en langzaam haar geheimen ontfutselt. De bescheiden Camps jaagt zijn interviewer niet op kosten. Twee koffie en een fles water. Plat. Wel zoekt hij een plek op het terras waar roken is toegestaan. Of hij zijn gesprekspartner daarmee ontrieft of niet. Na twee uur is het ineens mooi geweest. Hij kijkt op zijn horloge, wordt wat onrustig. In het derde uur volgen anders te veel ontboezemingen, zie je hem denken. Hij bewaakt graag zijn eigen grenzen.

Camps praat vaak in opsommingen. Korte, maximaal tot en met drie.  ‘Eén: Met het interview kunt je alle kanten uit. Je kunt het leven zoals het zich aandient belichten en het metafysische leven, zoals het gedragen wordt. Je krijgt altijd verschillende soorten mensen met een eigen discipline, met een eigen verleden en als je dan komt – wat ik altijd doe – tot een soort mooie combinatie van weemoed, wanhoop en werk, dan heb je een mens. Het verplicht je als interviewer om jezelf uit te schakelen. Ik heb een hekel aan interviews waarin je ziet dat de vragen langer zijn dan de antwoorden. Dat vind ik ijdeltuiterij.’

‘Ik geef het gesprek natuurlijk wel een richting mee. Maar ik ga niet betogen. Dat laat ik hen doen. Al zit ik er ook niet bij als een notaris die achterover leunt. Ik zet ook mezelf in en durf ook mijn eigen kwetsbaarheid mee te geven, zodanig dat de ander het gevoel heeft “ik ben niet de enige die mij hier aan het uitkleden is”.´

‘Twee: Het is mijn gewoonte altijd te gaan eten. Dat verhoogt de intimiteit. Ik ben niet op zoek naar de waarheid. Ik ben op zoek naar een momentopname, zoals iemand op dat moment in het leven is. Ik ben niet op zoek of iemand fout in de oorlog is geweest. Dat interesseert me helemaal niets.’

Het gesprek voeren, het dineren. Dat is het genoegen. De uitwerking het offer. ‘Ik werk dat bandje helemaal uit. Dat komt omdat ik een lichte analfabeet ben. Dan print ik het uit en ga aantekeningen maken. Ik heb dat papier nodig om overzicht te krijgen. Dan zie ik het begin van het verhaal en ook het einde.  Ik vind dat je de plicht hebt als interviewer om zo letterlijk mogelijk te quoten. Dat is vaak moeilijk. Je moet een gesprek van drie uur toch samenvatten en bruggetjes maken.’

‘Het voordeel van uittikken is dat je het verhaal ziet groeien. Het nadeel is dat je elke keer jezelf de vragen hoort stellen. Dan ontstaat er wel iets van schaamte soms. En gemiste kansen. Dat ken ik heel goed. Ik heb al duizend keer gezegd, als iemand voor 100 gulden, euh euro, die band eens wil uittikken, direct.

Ik zie er altijd tegenop en ik laat het ook zo lang mogelijk liggen. Zonder deadline kan ik niet werken. Als ik dit interview dus vandaag afneem en het moet over drie weken in de krant, dan begin ik er aan op de dag van de deadline. Het lukt mij niet om het eerder te doen. Terwijl het mij in moeilijkheden brengt soms.’

‘Ik heb tot mijn 65ste echt iedere week een interview gedaan. Ik vond dat ook een plicht. Of ik nu met vakantie ben of niet, het maakt niet uit. De essentie van journalistiek is continuïteit, de wereld staat niet stil. Ik vind het altijd raar wanneer journalisten zeggen “ik ben niet van dienst het weekeinde”. In mijn ouderwetse opvatting is een journalist jaar in jaar uit van dienst. Daarom moet hij het niet altijd doen, maar hij moet het wel willen.’

‘Ik heb een vaste regel en daar wijk ik niet van af. Wat off the record is gezegd, blijft zo. Daar ga ik geen handeltje van maken. Het interview is een soort van afgesloten reservaat. Dat is in mijn geval redelijk makkelijk vol te houden omdat ik niet op zoek ben naar primeurs. Niet op zoek ben naar de actualiteit als prioriteit. Bij mij gaat het om de mens die voor mij zit.’

En als er toch nieuws in vertrouwelijkheid gepasseerd is? ‘Daar doe ik dan niks mee. Het gevoel “dat weet ik alleen”, daar geniet ik wel eens van. Het is het gevoel dat mensen jou vertrouwen. En dan heb ik voor mezelf de verplichting om alles nog iets zuiverder op te schrijven dan ik al wou. Dus het scherpt ook het interview aan en de liefde die er in zit. Want dat is een interview maken. (het is even stil) Liefde is een te sterk woord, maar er ontstaat wel iets.’

‘Ik ga zo blanco mogelijk een gesprek in. Anders herhaal je wat je al gelezen hebt. Soms is de begroeting al genoeg om het gesprek te beginnen. Of hoe iemand binnenkomt. Meestal een vrouw in dat geval. Of iemand er heel modieus uit ziet. Dan ben je eigenlijk al weg. En natuurlijk ga je de moeilijke vragen niet in het begin van het interview stellen. Delicate vragen houd je, laten we zeggen, tot aan de plat de resistance. Het is eigenlijk ook sport. Je warmt elkaar een beetje op. Dat doe je het meest met de onschuld.  Zodanig dat iemand niet direct het idee krijgt “oh ik moet hier alert zijn”. Dus je laat het vloeien. En natuurlijk op een bepaald moment ga je naar de hardere kant van het leven. Als iemand beschadigd is en daar over spreekt.’

‘Als het over werk gaat, dan heb ik geen enkele gêne, als het om het leven gaat, dan moet het fluweler. Dan zal ik het voorzichtiger aanbrengen. Ik was bij Rita Verdonk thuis voor een interview. Uren. Ik mocht niet roken van haar in huis dus ging ik naar buiten. Dat was niet slecht. Want dan kon ik nadenken, net even recupereren. Zij vertelde over haar gehandicapte zoon en hoe ze daar voor zorgt. Dat raakte mij diep. Daarna kon ik geen vraag meer stellen over het geklooi en gekonkel in Den Haag. Dan blijf je hangen ergens in de tegenslag van het leven. Dan is er geen IJzeren Rita meer en die wil je dan ook niet meer zoeken.’

‘Luisteren is de essentie. Iemand die niet kan luisteren moet niet aan een interview beginnen. De kunst is wie kan het langst stil houden. Want juist als je het stil houdt, gaat de ander net iets meer zeggen dan hij of zij misschien van plan was. Luisteren is iets anders dan stil zijn. Natuurlijk moet je horen wat de ander zegt en daaruit ontstaan nieuwe vragen. Soms een nieuwe horizon voor het interview. Stel dat het over een heel persoonlijke zaak gaat, dan zie je de geïnterviewde soms worstelen met de eigen formulering. Dat recht hoor je toe te kennen.’

‘Ik heb duizend keer liever een interview met mensen die gefaald hebben dan met mensen die succes hebben. Ik heb in mijn leven wel enkele keren gefaald. Ik heb een tweelingzusje. Die heeft haar hele leven geapplaudisseerd voor haar broer die in de belangstelling stond. Soms voel ik me daar wel eens schuldig over. Dat ik haar niet mee heb kunnen trekken uit dat kleine dorre dorp waar zij kleuterleidster was en waar ze in die totale burgerlijkheid met een iets te gierige man is verzonken.’

‘Journalisten hebben een redelijk egoïstische kant. Onder meer daardoor is mijn huwelijk naar de kloten gegaan. Als je altijd weg bent, dan vervreem je van je kinderen. Daar heb ik wel spijt van. Ik probeer dat zo goed en zo kwaad als het kan te herstellen. Maar het is daar een beetje laat voor. Die prijs betaal je. Mocht ik opnieuw voor de keuze staan, dan zou ik waarschijnlijk toch weer die passie volgen. Ik heb daarna ook nog wat relaties stuk zien gaan. Dat is nu rustiger geworden. Al is er nog vaak spanning. Dan zegt mijn vrouw: “het is nu genoeg geweest met achter dat bureau zitten. Je kunt wel eens weg.’ En die koorts om 87 keer naar teletekst te kijken. ’s Morgens acht kranten te lezen. Daar wordt ze ook wel eens draaierig van. De passie voor het vak is het belangrijkste. Vrouw en kinderen komen later. Ik ben misschien nog zo’n idioot die denkt dat journalistiek een roeping is. De roeping is dat je weet dat je naar een privilege toegaat. Dat je niet anders kan. Het klinkt misschien iets te christelijk, maar het is wel een soort roeping.’

‘Ik had nooit in mijn leven hoofdredacteur moeten worden (van Het Belang van Limburg, red.). Eén: Ik ben een schrijvend mens. Managen en budgetten. Ik begrijp er niets van en wil het ook niet begrijpen. De krant was eigendom van een familie. Er bestaat nergens zoveel sociale willekeur als in familiebedrijven. Op een bepaald moment was ik ook de hoer van de familie die klusjes moest opknappen waaraan zij hun handen niet wilden branden. En dan is er weinig vreugde te rapen kan ik je zeggen. Die dertien jaar zijn in gelukstermen gesproken een beetje verloren jaren geweest.’

Camps was oorlogsverslaggever, van ’69 tot ’78 bezocht hij onder meer Vietnam, Latijns Amerika, Tsjecho-Slowakije en het Midden Oosten. ‘De solidariteit die ik thuis niet vond, die had ik daar wel. Dat was eigenlijk de aantrekkingskracht. En loskomen van het kleine België, het dorp uit me slaan, weet je. In ’78 ben ik aangehouden in Tsjecho-Slowakije. Vijf dagen vastgehouden en zwaar geïntimideerd. Toen was het klaar. Zonder de oorlogsverslaggeving was ik een arrogant machtspotentaatje van Limburg geweest.’

‘Belangrijk voor mij is dat ik mijn moeder alleen ziek heb gekend. Kanker in de tijd dat morfine niet bestond. Ik heb haar altijd met een elektrisch kussentje op haar schoot zien zitten om de pijn te verzachten. Ik ben een pijn gevoelig mens geworden. Naar de tandarts gaan durf ik eigenlijk al niet.’

Dit interview is - voor het speciale themanummer van Villamedia Magazine over rubrieken - geschreven in de stijl van de rubriek Het Interview uit Elsevier.

Bekijk meer van

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.