Geen klager
Woensdag 4 mei wordt Theo Klein (70) gecremeerd. Op zijn eigen verzoek heeft de cardioloog het steunhart waarop hij leefde, afgelopen dinsdag stilgezet. ‘Je kunt er 80 mee worden’, hadden de artsen hem voorspeld. Het heeft niet zo mogen zijn. Zijn oud collega en goede vriend Jacques de Jong herdenkt hem.
De ironie wil dat zijn steunhart werd uitgeschakeld, juist in de week dat de medische wereld bekend maakte dat zo’n hart even goed werkt als een donorhart. Ruim twee jaar heeft het apparaat Theo op de been gehouden. Vorig jaar december vierde hij nog zijn 70-ste verjaardag, toen al zwaar vermoeid. Vier maanden later gaf hij op. Zijn gebrek aan conditie had hem geveld.
Collega Peter de Waard had op 29 april een voortreffelijk in memoriam in de Volkskrant, waarin hij het afwisselende en waardevolle journalistieke leven van Theo beschrijft.
Persoonlijk had ik met Theo op de krant weinig of niets te maken. Pas na zijn uittreden werden we goede vrienden, mede doordat wij niet ver van elkaar woonden. De Waard vermeldt in zijn IM dat Theo in de jaren 80 accordeon ging leren spelen. Wij daarentegen wijdden ons de afgelopen drie jaar elke week aan het bespelen van de ukelele. (Bert Vuijsje: Een ukelele maakt het mooiste geluid als ‘ie aan de wand hangt.) Niet dat we het samen tot een optreden brachten, maar na een uurtje van zang en grote vrolijkheid leidden onze sessies meestal tot het eten van een broodje in de duinen en meer dan oppervlakkige gesprekken, over het vak, het leven, de dood, Boeddha en verlichting.
Theo was een speciale patiënt. In zijn jeugd judokampioen, sportman in hart en nieren. Maar eenentwintig jaar geleden kreeg hij zijn eerste hartinfarct. Toen bleek dat hij een vergroot hart had. Er volgden in de loop van de tijd drie openhartoperaties en nog eens verschillende kijkoperaties. Maar helemaal goed werd het niet meer. Zijn conditie liep terug totdat het ziekenhuis Leiden hem voorzag van een steunhart, een computergestuurd ‘motortje’, aan een riem om zijn middel, dat feitelijk zijn eigen hart verving.
Sindsdien werden zijn bezoeken aan het ziekenhuis steeds frequenter. Alles wat hij kon mankeren, ging hij ook mankeren van jicht, bloedarmoede, griep tot, tenslotte, ondervoeding en depressie – hoewel dat allemaal wellicht niet direct aan het steunhart was te wijten. Talloze behandelingen en controles onderging hij met groot geduld. Hij kon er mentaal goed mee omgaan – hij had een sterke geest. Tot op het laatst heb ik hem ondanks al zijn malheur nooit horen klagen.
Na zijn afscheid van de krant in 2002 hield hij zich als vrijwilliger met van alles bezig. Vooral zijn vrijwilligerswerk in Heemstede telde mee voor het lintje (lid in de Orde van Oranje Nassau) dat hem in mei vorig jaar werd toegekend. Hij werkte voor het plaatselijke D66. Hij zorgde als vrijwilliger bij theater De Luifel voor de contracten van optredende artiesten. Hij was ook manager bij het Cruquiusmuseum. Daar hielp bij met de reorganisatie. En hij was vier jaar redacteur bij de plaatselijke radiozender De Branding.
‘Ik heb niks met het koningshuis’, zei Theo achteraf. ‘Maar dat lintje heb ik niet geweigerd, uit respect voor degenen die mij in het zonnetje hebben willen zetten.’
Drie weken voor zijn overlijden had hij nog een elektrische fiets gekocht. ‘Dan kan ik binnenkort met Margreet (Margreet Vermeulen, verslaggever op de wetenschapsredactie van de Volkskrant, red.) naar Zandvoort op en neer’, hoopte hij.
Praat mee