De rauwe realiteit op film
NOS-verslaggever Lex Runderkamp ontdekte in Libië een nieuw oorlogsritueel: strijders nemen mobieltjes van gedode tegenstanders in beslag om de daarop gevonden oorlogsbeelden met elkaar te delen. Runderkamp verzamelde honderden van dit soort filmpjes, met het plan er een documentaire van te maken. Werktitel: ‘The Scalp’.
De Indianen verzamelden scalps van gedode tegenstanders, in Vietnam werden oren afgesneden en als oorlogstrofeeën om de nek gehangen, in Irak gingen soldaten triomfantelijk met hun prooi op de foto, en nu, in Libië, zijn het dus mobieltjes die moeten bewijzen dat de strijders slachtoffers hebben gemaakt. Deze moderne scalps hebben echter een significante meerwaarde: op de telefoons staan vaak filmpjes die zich afspelen in het heetst van de strijd.
Lex Runderkamp is pas terug uit Benghazi: ‘Toen ik net in Libië was aangekomen en wat ging eten op straat, zag ik overal mensen die over telefoons heen gebogen zaten en foto’s en filmpjes aan elkaar lieten zien. Als journalist is dan natuurlijk direct je nieuwsgierigheid gewekt. Toen ik een paar van die beelden had gezien, dacht ik meteen: dit moet ik gaan verzamelen. Het gaat om beelden die je als journalist normaal nooit te zien krijgt, de rauwe, dagelijkse realiteit aan het front. In deze gevallen dus steeds gefilmd door – inmiddels gedode – Kadhafi-strijders. Je ziet gevechten op straat, raketten die worden afgevuurd, martelingen, foto’s van gemaakte slachtoffers. Maar er worden ook grappen gemaakt en overwinningen gevierd. Je proeft de adrenaline.’
De meeste beelden zou Runderkamp op het NOS Journaal niet kunnen vertonen, weet hij: ‘Er zitten echt verschrikkelijke dingen tussen, onthoofdingen en martelingen, onmenselijk wreed. Toch deelt iedereen in Benghazi de beelden met elkaar, jong en oud. Voor hen is het een bevestiging van het onrecht dat er gebeurt. De vijand krijgt een gezicht, ze kunnen hun verontwaardiging ergens op richten.’
Voor de Libiërs mogen de beelden vooral van emotionele waarde zijn, de NOS-verslaggever besefte er journalistiek goud mee in handen te hebben. Niet alleen brengen de filmpjes het front dichterbij dan ooit tevoren, ze kunnen bovendien met relatief gemak chronologisch worden geordend en zo een gedetailleerd overzicht bieden van de oorlog. ‘Alles is gedocumenteerd’, zegt Runderkamp. ‘Ook vele gebeurtenissen die wij in een oorlog als misdadig bestempelen. De strijders houden er totaal geen rekening mee dat die beelden achteraf tegen hen kunnen worden gebruikt. In zo’n oorlog voelt iedereen zich kennelijk onoverwinnelijk.’
Het kostte Runderkamp weinig moeite de verzetsstrijders over te halen zoveel mogelijk filmpjes bij hem in te leveren: ‘Ik vond al gauw een paar lokale Libiërs bereid om actief voor me op zoek te gaan. Die vonden het een mooi idee dat er na afloop van de oorlog waarin zij strijden, meteen een overzichtelijk document met eeuwigheidswaarde kan verschijnen. In een internetcafé in Benghazi hebben we alles geüpload. Ik ben naar huis gegaan met meer dan dertig gigabite aan materiaal, en heb een schijf bij die mannen achtergelaten waar ze voortdurend verse beelden op zullen blijven zetten. Ik heb nu pas een stuk of twintig van die filmpjes bekeken, dus de komende weken heb ik nog genoeg te doen.’
Een flinke klus – met welk gevoel zal de verslaggever die uitvoeren: journalistieke nieuwsgierigheid of walging om de aaneenschakeling van expliciet geweld?
‘Ik heb er inderdaad dubbele gevoelens bij. De gruwelijkste beelden zullen het eindresultaat hoe dan ook niet halen. Je hoort mensen vaak zeggen dat je de werkelijkheid moet laten zien zoals die is, dat je daar als journalist heel ver in mag gaan. Voordat ik bij de NOS kwam werken, was ik zelf ook wel van die stelling. Maar daar kwam ik heel snel van terug. Op zo’n nieuwsredactie komen de hele dag live-beelden binnen van de internationale networks, en ik herinner me nog dat ik op een van m’n eerste dagen beelden zag van een groep soldaten die ergens een gemartelde man aantroffen. Dat was zo verschrikkelijk, die man was zo toegetakeld, dat ik meteen begreep: dit kun je nooit zomaar de huiskamer insturen. Ook in Libië zijn momenten gefilmd door de internationale pers, die ik later nergens heb teruggezien. Je kunt vertellen over mensen die onthoofd zijn, gemarteld, in stukken geschoten, maar als je dat allemaal zomaar laat zien, schiet je ieder doel voorbij.’
Welke beelden de documentaire ten slotte wél zullen halen, en in welke vorm, daar is Runderkamp nog niet uit. De recente film ‘Fokking Hell’ van NOS-collega Peter ter Velde, waarin privé-videomateriaal van Nederlandse militairen in Uruzgan is verwerkt, is geen directe inspiratiebron, legt hij uit: ‘In die film zijn inderdaad ook amateurbeelden van aan het front verwerkt, maar dan aangevuld met commentaar en interviews achteraf. De vorm is nog vrij traditioneel. Ik denk dat dit materiaal zich meer leent voor de nieuwe traditie van wat ik maar de YouTube-generatie noem; documentaires als ‘Burma VJ’ en ‘The Green Wave’ en ‘Life in a Day’, die een soort collages zijn van YouTube-materiaal (zie kader, RdG).
In de filmpjes die ik heb verzameld is vaak helemaal geen externe duiding meer nodig, omdat mensen steeds zelf al in de camera uitleggen wat er gebeurt. Het zal vooral een kwestie zijn van goed monteren; dat wordt nog wel een gepuzzel. Voor zover ik nu kan zien, staan de eerste twee maanden van de oorlog er volledig op, vanaf de eerste opstand, de eerste kogel. Alle ijkmomenten komen voorbij. Maar een goed overzicht heb ik natuurlijk pas achteraf. Het moet een document met eeuwigheidswaarde worden, dus wat er ook gebeurt, of Kadhafi nu wordt verdreven of niet, de strijd moet er van begin tot eind op staan.’
——-
Praat mee