Feestje
Ik houd wel van feestjes. Dansfeestjes, praatfeestjes, altijd leuk. Maar elke keer weer besef ik dat ik, na een lange drukke werkweek, op vrijdagavond om 02.00 uur ‘s nachts nog steeds over werk sta te praten. En dat bederft de pret soms een beetje.
‘En wat doe jij dan in het dagelijks leven?’ Op feestjes en andere sociale gelegenheden komt altijd dat onvermijdelijke moment dat wordt gevraagd naar je beroep. In de oude stijl Villamedia werd in de rubriek Vrijspraak de vraag gesteld ‘Schep je wel eens op over je baan?’ Op de een of andere manier vind ik dat een heel bizarre vraag. ‘Mijn papa is journalist.’ Zie je het voor je? Maar blijkbaar vinden mensen het een heel intrigerend vak. Zodra ik heb verteld hoe ik mijn brood verdien, gaat alle aandacht naar mij uit.
Het is natuurlijk best leuk dat mensen interesse tonen, maar vaak gaat het gepaard met een soort vooringenomenheid over journalistiek – of stukjes schrijven zoals ik het in mijn geval beschrijf – waardoor ik in een heel ongemakkelijke positie wordt gedrukt. ‘Awquaaaard’, zoals mijn generatie op zo’n moment zou zeggen. Grofweg zijn de meest voorkomende reacties in vijf categorieën te verdelen. Ik heb ze op een rijtje gezet.
De romanticus: ‘Whoa, echt!? Wat gaaf! Voor een echte krant? En dan schrijf jij stukjes enzo, met je naam erbij? En mag je zelf weten waarover? Moet je dan de straat op? En mensen interviewen? Heb je wel eens celebrities geïnterviewd? Wauw, eigen baas, werken met deadlines, elke dag weer anders, had ik maar zo’n spannend leven!’
De pessimist: ‘Journalistiek? Daar is geen droog brood in te verdienen – had je geen vak kunnen leren? Het is vast lastig om je hoofd boven water te houden.’ Lekker opbeurend, vriend, ik sta op een feestje.
De aandachtszieke: Dit is het type (niet in een quote te vatten) dat er zelf van droomt ooit geïnterviewd te worden en in gedachte al honderd interviews heeft afgedraaid. Het type dat denkt: jij bent de journalist, stel jij de vragen maar. En op iedere vraag, al is het: ‘Kom je hier vaker?’, de diepste ziel blootlegt.
De PR-medewerker: ‘Je schrijft voor een krant? Dan heb ik een interessant onderwerp voor je. Ik zal een interview voor je regelen met de bla-bla-manager van Bla-Bla.’ Zucht.
De politiek geëngageerde: ‘Wat vind jij dan van de situatie in het Midden-Oosten?’ Natuurlijk mag iemand mij naar de situatie in de Midden-Oosten vragen, zolang diegene maar niet de illusie heeft dat ik met mijn notitieblokje door oorlogsgebied tijger. Ik schrijf namelijk vooral voor de regionale krant in Utrecht. De situatie in Wittevrouwen? Prima buurt.
En dan is er gelukkig nog één niet veel voorkomende reactie van degenen met wie je uiteindelijk op de dansvloer eindigt.
Het type dat het niets kan schelen: ‘Journalist? Ok. Biertje?’ Graag!
Ik heb nog altijd geen werkend coping mechanisme gevonden. Volgende keer verzin ik misschien dat ik piloot ben. Kan ik wel het publiek bedienen, maar hoef ik niet over mijn werk te praten.
Praat mee