Begrafenistoespraken met humor en lef
Herman Veenhof (1959) heeft een aparte nevenactiviteit: begrafenistoespraken schrijven. De buitenlandredacteur en nieuwsanalist bij het Nederlands Dagblad doet dat voor uitvaarten in het oosten van Nederland. Dienstverlening met een journalistieke aanpak noemt hij zijn – nu nog – onbetaalde schrijfklus. ‘Ik probeer erachter te komen wat de nabestaanden niet naar buiten willen brengen.’
Wie een toespraak bij Veenhof bestelt, krijgt er een met humor en lef. Hij werkt samen met zijn kompaan Jaap Zomer, die veel contacten heeft bij zorginstellingen in Gelderland, Overijssel en Utrecht. Via hem komen de verzoeken binnen. Vaak kent het duo de overledenen niet. Bij één of twee nabestaanden inventariseert Veenhof de gevoeligheden, hij informeert of er behoefte is aan duiding of zingeving en zoekt naar markante typeringen. Zijn vriend leest de tekst tijdens de uitvaart voor. Met succes: ‘Tot nu toe staat niemand ons met een hooivork op te wachten.’
De aanleiding was wrang. In 2004 overleed de bijna 6-jarige dochter van de ND-journalist na een ongelukkige val. ‘Bij Emmy’s begrafenis zouden veel leeftijdgenootjes zijn. Bij al het verdriet wilden mijn vrouw en ik het ook een beetje draaglijk houden voor die kinderen. Ik heb toen een zelfgeschreven liedje over haar gezongen en Jaap praatte de bijeenkomst aan elkaar. Zo ontstond onze samenwerking.’
Soms komen er lastige verzoeken, bijvoorbeeld voor een vader wiens zonen al jaren gebrouilleerd waren. ‘De een vond dat hij de ander voortrok. De familie wilde geen ruzie bij zijn begrafenis. Tijdens het schrijven had ik het gevoel dat ik op ijs liep, maar de zonen zaten snotterend te luisteren. Na afloop spraken ze zelfs af elkaar weer eens op te zoeken.’
Veenhof weet van uitvaartmaatschappijen dat er nog maar een paar tekstschrijvers rondlopen in die branche. Hij ziet er een markt voor journalisten. ‘Ik kan warrige stukjes informatie samenbrengen en de essentie van iemands leven weergeven, zonder die persoon te bewieroken. Als ik ZZP’er was, zou ik er brood mee proberen te verdienen, met wellicht wat beleg.’
Praat mee