Pinkpop 1988. Een kleine kale magere zangeres in een korte broek en uitgelebberd mouwloos t-shirt. Op haar tenen om bij de microfoon te komen verbluft ze haar publiek met het agressieve Troy - een intense wraakzang tegen een valse liefde.
Negentien jaar later staat dezelfde vrouw in een lange rode jurk in kleine zaaltjes en zingt ze ingetogen psalmen en covers als die van Maria Magdalena’s I don’t know how to love him uit de musical Jesus Christ Superstar. Troy zou ze nu niet meer kunnen zingen, zegt ze, omdat ze niet meer zo kwaad is.
Toegewijd katholiek
Wat is er gebeurd? Sinéad O’ Connor is nog steeds kaal, rookt nog immer als een ketter en scheldt als vanouds met graagte. Nog altijd noemt ze zichzelf een toegewijd katholiek en wijdt ze het merendeel van haar liedjes aan de manier waarop religie God gegijzeld houdt. Toch lijkt de 41-jarige Sinéad een ingetogener verschijning dan de felle Sinéad die we kennen van haar bruisende optredens en nummer 1 hit Nothing compares 2U uit 1990.
Eén van de incidenten die O’Connor destijds afschilderden als een madwoman was haar optreden in de Late Night Show op de Amerikaanse zender NBC in 1992, kort na haar kennismaking met de rastabeweging die de Katholieke Kerk graag verwijt macht te misbruiken voor wereldlijke doeleinden. Onder de woorden fight the real enemy verscheurde ze een foto van paus Johannes Paulus II. Het incident haalde wereldwijd de nieuwsuitzendingen.
Geen spijt
Hoewel ze het Vaticaan inmiddels excuses gemaakt zou hebben, zegt ze geen spijt van haar actie te hebben. Het was haar manier om op te komen voor de rechten van het misbruikte kind, op het moment dat Ierland in de ban was van een schandaal rondom een aantal kinderen dat seksueel misbruikt was door priesters. In plaats van de slachtoffers en hun families te steunen, zegt ze, probeerden de hogere machten in de Kerk de gebeurtenissen in de doofpot te stoppen. Daarmee werd het geloof zelf een slachtoffer.
In Amerika werd haar provocatieve actie niet begrepen: het zou nog tien jaar duren voor ook daar de eerste gevallen van kindermisbruik in de Rooms-Katholieke Kerk naar buiten kwamen. De media straften O’Connor genadeloos af. Toen ze twee weken na haar televisieoptreden het podium van Madison Square Garden in New York betrad om een ode te brengen aan haar jeugdidool Bob Dylan, werd ze overspoeld door een publiek dat haar tegelijkertijd uitjouwde en toejuichte.
Bob Marley
In plaats van het geplande nummer te zingen, maande ze de band tot stilte en reciteerde ze de speech van de Ethiopische keizer Haile Selassie voor de Verenigde Naties in 1963, zoals Bob Marley die vertolkte in zijn
befaamde hit War.
Maar waar haar voorgangers zeiden dat hun oorlog niet voorbij zou zijn voordat goed over slecht zegeviert en mensen niet meer op grond van hun ras beoordeeld worden, schreeuwde Sinéad bovendien om het omverwerpen van het regime “dat alle anderen door kindermisbruik in onmenselijke gevangenschap houdt.”
Bergafwaarts
Na het beruchte pope-incident en geruchten over haar vermeende biseksualiteit, gaat het bergafwaarts met O ‘Connors populariteit. Had ze met vroege albums als The lion and the cobra, I do not want what I haven’t got en Am I not your girl? de hitlijsten nog aangevoerd, het anti-kapitalistische Succes has made a failure of our home, eind 1992, bleek haar laatste grote hit.
In het nummer zet ze het gedrag van haar moeder die haar als jong meisje misbruikt zou hebben, in een historisch perspectief: de door geld gedreven kolonisatie van haar moederland Ierland door het Verenigd Koninkrijk, bracht mensen in wanhopige situaties. Hoewel ze allerhande tirannieën blijft bestrijden, kiest ze in latere albums als Faith and Courage (2000) voor een steeds vergevingsgezindere aanpak.
Leegloop kerken
Ze mag de kerk dan van tijd tot tijd wakker willen schudden, zegt Sinéad nu, ze doet dat met de liefde van een kind naar diens ouders. Als de kerk haar fouten niet onder ogen ziet, verliezen we het kind met het badwater, vreest de zangeres. De Kerk zal blijven afbrokkelen, terwijl we het contact met God al zoveel verloren hebben.
Sinds het conflict in haar thuisland eindigde, lopen de mensen met rasse schreden de kerk uit. Het schandaal rondom de misbruikte kinderen heeft een hoop Ieren teleurgesteld, denkt Sinéad.
Als de priesters als echte christenen vergeving gepreekt hadden, zegt ze, hadden ze niet zo bang hoeven zijn voor de reactie van hun gemeentes. En als ze echt in God geloofd hadden, waren ze veel makkelijker door dit schandaal heengekomen, omdat ze op zijn genade hadden kunnen vertrouwen. In plaats daarvan bevindt de Kerk zich nog steeds in een crisis.
Allah en Boeddha
Gelukkig, vindt O’Connor, kwamen er in die tijd ook veel immigranten die culturele verrijkingen met zich meebrachten. Of je het nu Allah, God of Boeddha noemt, zegt ze, God, Jezus of de Heilige Geest – het is allemaal dezelfde energie, en die zit in ons allemaal. Ondanks haar zelfbenoemde trouw aan de kerk van haar ouders, lijkt Sinéad een dankbaar voorbeeld van degenen die de nieuwe diversiteit in hun voordeel wisten te gebruiken.
Het boze Ierse meisje uit Dublins voormalige ‘katholieke theocratie’ dook in de hindoeïstische Veda’s, het werk van soefidichters als Hafiz en de rastabeweging. Het hielp haar het verleden te verwerken en haar manisch-depressieve buien te overleven.
Zelfonderzoek
Net als Vincent van Gogh, William Blake, Georgia O’Keeffe en Robert Schumann werd O’Connor meermalen behandeld, echter zonder langdurig succes. Een jaar na het uitbrengen van het Ierse folkalbum Sean-Nós Nua (2002) maakte ze bekend dat ze ophield met muziek. Ze kon er niet meer tegen als een ‘gevoelloze waanzinnige’ behandeld te worden, gooit al haar instrumenten het huis uit en trekt zich terug voor een stevig potje zelfonderzoek.
Pas op haar 37ste werd ze gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis, waaraan relatief veel kunstenaars lijden. Vragen sommige wetenschappers zich af of een effectieve behandeling van deze manisch-depressieve stemmingswisselingen hun artistieke gaven niet zou onderdrukken, O’Connor roemt de medicijnen die ze sindsdien diagnose krijgt als een kans op een nieuw leven. De cover van Theology toont geen confronterende bonige schoonheid maar een lachende vrouw met een bloem.
Reggae
In 2005, ongeveer een jaar na aanvang van haar therapie, ligt er toch weer een nieuwe cd op de schappen, Throw down your arms. Op het album brengt O’ Connor een ode aan reggae artiest Burning Spear met een cover van zijn titelnummer.
Het is één van de weinige anti-oorlog liedjes die ze kent waarin de oorlogshitsers niet veroordeeld worden, zegt de zangeres, maar uitgenodigd worden hun wapens neer te leggen, zich over te geven en feest te vieren met alle anderen.
Hoewel het zonder twijfel een briljante religie is, zegt O’Connor, kent ook het katholicisme rollen die segregatie bevorderen. Het is een van de religies die verzwakt worden door de hiërarchieën waarmee ze zichzelf boven alle andere plaatsen.
Hiërarchieën die dicteren wie aanspraak kan maken op Gods liefde en wie niet. Soms lijkt het alsof die regels God gevangen houden. Ze hebben muur om Hem heen gebouwd die sommigen insluit en anderen uitsluit. Maar God houdt van iedereen in gelijke mate.
Rust
O’Connor ziet geen conflict tussen haar katholieke identiteit en haar affiniteit met de rasta’s. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zegt ze, dienen de rastafari geen religie, maar een anti-politieke beweging. Net als zij zelf, leggen ze veel nadruk op de onvoorwaardelijke eenheid tussen God en mens, of zoals de rasta’s zeggen: I and I.
De rastabeweging heeft haar leven gered, zei O’Connor in een Jamaicaanse krant, en de medicatie heeft haar nieuwe kansen gegeven, vertelde ze talkshowhost Oprah Winfrey. Maar de rust waarmee ze haar eigen weg gaat, komt niet alleen daaruit voort. Ze voedt inmiddels vier kinderen op, die haar naar eigen zeggen de routine gaven om de dag door te komen, en haar werk meer richting gaven.
“Nu ik vier kinderen heb, wil ik meer dan ooit het gevoel hebben dat ik iets nuttigs doe, niet zomaar nummers zingen.” Bovendien, denkt ze, naarmate je ouder wordt, leer je dat het niet zoveel uitmaakt wat anderen van je denken.
Theology
Ook met haar laatste album Theology bewijst de Ierse haar eigen gang te gaan. Veel rustige nummers, covers en vertolkingen van oud-testamentische psalmen. Een selectie die niet bepaald is toegesneden op de gemiddelde top 40-luisteraar.
Het album is deels een reactie op de gebeurtenissen na de aanslagen op het World Trade Center en het Amerikaanse Pentagon op 11 september 2001, zegt ze zelf. Sindsdien is de wereld een angstige en angstaanjagende plaats.
“Als ik in de wereld rondkijk, zie ik veel geweld. Deels wordt dat veroorzaakt door de manier waarop mensen de geschriften interpreteren.” Door de beslissingen van hun leiders leven de mensen op straat in angst. Christenen die bommen gooien om wie dan ook te doden, representeren God evenmin als mensen die aanslagen plegen in naam van een bepaalde theologie.
Tegengesteld beeld
Door voor de nummers op Theology geschriften te selecteren die een tegengesteld beeld van God schetsen, probeert O ‘Connor Hem te redden uit de handen van zijn ‘gijzelaars’. Of dat nu kerken zijn, conservatieve politici of Afghaanse grotbewoners. Theology is haar poging vrede te scheppen in een tijd van oorlog.