Van 20 april tot 5 mei vind in Leuven en omringende dorpen het Afrika Filmfestival plaats. Westerse publiektrekkers en lokale producties uit nieuwe Afrikaanse industrieën als Rwanda en Burundi wisselen elkaar af. Met deze mix en het organiseren van debatten met de Afrikaanse filmmakers en acteurs, wil het festival het Belgische publiek bekend maken met de Afrikaanse cinema én de Afrikaanse realiteit.
Door Klaartje Jaspers, Leuven
Bernard Valcourt (Luc Picard) is een beetje een loser. Nadat de Canadese documentairemaker op de vooravond van de genocide verliefd word op de Tutsi schoonheid Gentille (Fatou N’Diaye), serveerster in het hotel waar hij logeert, stelt hij zijn beslissingen keer op keer te lang uit. Ondanks de waarschuwingen van zijn Rwandese vrienden, weigert hij te vluchten voor zijn documentaire af is. De media luisteren niet, en in plaats van blauwhelmen te sturen doen de Westerse vertegenwoordigers alsof er niets aan de hand is. Tegen de tijd dat Bernard zich realiseert dat het leven van zijn geliefde meer waard is dan dat van een stuk onbekeken videotape, is de priester die hen moet huwen het land ontvlucht, hebben zijn vrienden hun vriendschap met de dood moeten bekopen en is hij zelfs niet meer bij machte zijn geliefde te beschermen tegen de wraakzuchtige handen van een bekende Hutu-militant. ‘Beloof me één ding’, had Gentille hem gezegd, ‘Dood me voordat ik verkracht en opengereten wordt’. Un Dimanche á Kigali (Robert Favreau, Canada 2006) is het pijnlijke relaas van een falende man.
Tijdens de opening van het Afrika filmfestival in Leuven mag het gros van het witte deel van het publiek gedacht hebben dat zij naar een film over de Rwandese genocide keek, Francois Woukoache, een Kameroenese regisseur die sinds 2000 in Rwanda leeft en werkt, denkt daar anders over. ‘Un Dimanche á Kigali gaat over de emoties van een Canadees bij het zien van een verkrachting’, stelt hij, ‘Geen Afrikaan had de film zo gemaakt.’ De film is dan ook niet gebaseerd op een waargebeurd verhaal, maar op een roman van de Canadese journalist Gil Courtemanche. Hoewel de wreedheden waarmee de kijker geconfronteerd wordt, niet te ontkennen zijn, representeert de film voor sommigen typisch het werk van een goedbedoelende Westerling die met een melodramatische blik naar de ‘Afrikaanse’ gruwelijkheden kijkt. Wie er middenin zit, kan zich zo’n blik niet veroorloven. Personages maken keuzes die in Rwanda niet bestonden. En passant creëert de film een beeld waarin veel Afrikanen zich niet meer herkennen.
‘Voor ik de rol accepteerde, heb ik een lang gevecht met Gentille moeten voeren’, zegt hoofdrolspeelster Fatou N’Diaye (Gentille), een Senegalese actrice die sinds haar achtste in Parijs woont, ‘ze leek me naïef. Ik had haar graag gezien in een sterkere rol, één waarin ze meer besluiten nam. Het leek wel of ze zich voortdurend op afstand hield. Na een tijd realiseerde ik me dat dat juist haar kracht was, en dat ze waarschijnlijk sterker was dan ikzelf. Het was een keuze: in een omgeving die volledig bizar was geworden, richtte ze zich volledig op het leven, en de liefde als een uitingsvorm daarvan. Haar passiviteit tegenover al het walgelijke om haar heen was een keuze, waarschijnlijk de enige keuze die ze in die situatie kon maken. Pas toen ik haar zo ging zien, kon ik de rol accepteren.’
Als het aan N’Diaye had gelegen, had de film een ander einde gehad – zoals ook het boek een ander einde heeft. ‘Miljoenen mensen in Rwanda zijn hun geliefden kwijtgeraakt en na de genocide naar hen op zoek gegaan. Tevergeefs. En dan lukt het uitgerekend een witte journalist wel om de zijne terug te vinden? Dat lijkt me net iets te makkelijk.’ Ook voor de hoofdrolspeelster houdt Un Dimanche á Kigali alleen stand als roman, niet als een journalistieke documentaire of een film over Rwanda. ‘Rwanda is niet alleen het land van de genocide. Het heeft rijke verhalen, maar het lijkt alsof de genocide die allemaal heeft opgegeten. Er is niets meer, behalve dat. Deze film toont een andere visie, die variëteit moet er juist zijn.’
Je kan je afvragen waarom een Westerse productie als Un Dimanche á Kigali de opening is van een festival als het Afrika Filmfestival in Leuven. Het antwoord is simpel: de meeste echt Afrikaanse producties trekken geen publiek, vreest de organisatie. ‘We zijn geen orthodoxen’, zegt Guido Convents, mede-organisator van het festival, ‘om een groot publiek te sensibiliseren voor een bepaalde Afrikaanse problematiek kan je soms teruggrijpen naar niet-Afrikaanse producties.’ Daarnaast is het aantal Afrikaanse films dat in het Westen gedistribueerd wordt schaars. Bij de keuze van de openingsfilm moet het festival kiezen uit de weinige Afrika-gerelateerde films die in België gedistribueerd worden, licht medeoprichter Guido Huysmans toe. Ze hadden kunnen kiezen voor ‘Bamako’, een succesvolle Frans-Malinese co-productie van de gerenommeerde Mauretaanse regisseur Abderrahmane Sissako, maar die was op het moment van opening al 6 maanden te zien geweest. Daar trek je geen publiek meer mee.
‘Het festival heeft er deels voor gezorgd dat Un Dimanche toch in de Belgische bioscopen zal komen’, zegt Convents, ‘Hij was wel aangekocht maar de distributeur wist nog niet of hij de film zou uitbrengen.’ Voor een festival dat zich ten doel stelt het publiek meer toegang tot Afrikaanse producties te verschaffen, sloeg de film daarmee twee vliegen in een klap: hij kan een groot publiek naar het festival lokken, en wordt door zijn rol in het festival gecirculeerd, terwijl hij anders wellicht in de kast was blijven liggen. Met een workshop over de rol van niet Afrikaanse producties die Afrika als thema of decor nemen plaatst de festivalleiding haar keuze in context. Daarnaast heeft het festival de opkomende filmindustrie in Rwanda en Burundi tot thema uitgeroepen, zodat het publiek behalve deze grote Canadese productie ook de kleine lokale producties kan zien; vaak minder toegankelijk dan de grote toppers, maar zeker zo origineel. Daarmee maakt het festival naast het tonen van films, ruimte vrij voor reflectie over hun interpretatie en betekenis. Afrikaanse filmmakers en actrices zijn aanwezig voor een debat met het Belgische publiek.
De discussie rondom de openingsfilm van het festival, verraadt een verraderlijke spagaat in de wereld van de Afrikaanse cinema: om de mensen naar de Afrikaanse producties te lokken, voelen filmmakers en promotors zich gedwongen hun ziel te verkopen. In de entertainment industrie wint een fraaigeschoten tearjerker het nog altijd van een minder toegankelijk oorspronkelijk werk op een krakerige video. Zolang de Westerse media geen genuanceerder beeld van het continent toelaten en Afrikaanse cineasten de middelen niet hebben om onafhankelijk van overheden en geldschieters technisch goede films te maken, zal dat niet veranderen.