De tijd van klassiek ‘broadcasten’
Iedereen in Hilversum zat vol spanning op de minister te wachten, maar het is zover, de Mediabrief. En in de 39 kantjes die het telt neemt het digitale domein van de Publieke Omroep een prominente plek in. Niet op een vrolijke manier, want we worden flink aangepakt.
Bij nauwkeurige lezing kom je al snel tot de conclusie dat er een paradox in schuil gaat. Want de minister is niet ouderwets. Zo schrijft ze: ‘Op basis van de cijfers van het SCP, blijkt ook dat de hoogtijdagen van het klassieke broadcasten voorbij zijn. Dit hangt samen met de nog immer groeiende populariteit van het internet, dat zich steeds meer tot een vermaaksmedium ontwikkelt en de amusementsfunctie van de televisie overneemt.’
Daarna wordt nog omstandig betoogd dat de omroepen dus ook daar moeten zijn waar het publiek is. Relevant blijven. Je zou daaruit moeten concluderen dat de digitale mogelijkheden juist zouden moeten stijgen.
Niks is minder waar. Niet minder dan 35% van de sites moeten verdwijnen en elke nieuwe dienst wordt onder een vergrootglas gelegd. Web-only en verdiepende themakanalen moeten maar door de vereniging worden opgebracht, en niet meer uit OCW budget. Zelfs als je een publieke omroep criticus bent, is dat curieus. Hoe kan ze relevant blijven als innovatie zo wordt ontmoedigd? Hoe kan de omroep op een inspirerende manier met kranten en festivals samenwerken, een hartstochtelijk pleidooi van de minister, als daarvoor internet steeds minder zelfstandig mag meedoen?
Tegelijkertijd blijf ik hoop houden. Ik heb al krantenkoppen gezien die veel te hoekig waren geformuleerd (euforisch of pessimistisch, al naar gelang het concern), we moeten echt het schadeformulier nog opmaken. Want ‘the devil is in the details’.
Misschien landen veel van de digitale plannen in de uitvoering de komende maanden nog wel op een logische plek. Of gewoon omdat ik geloof dat wat echt goed en vernieuwend is, mooi en belangrijk, toch altijd weer komt bovendrijven.
Wat de machten van de dag daar ook van vinden.
Praat mee