mgm nvj maart

— vrijdag 23 april 2010, 10:00 | 0 reacties, praat mee

‘De norm, dat ben je zelf’

Vijf gepassioneerde freelance journalisten koesteren hun professionele onafhankelijkheid. Maar hoe ver gaan zij met het aannemen van puur commerciële klussen in magere tijden? Een gesprek met Mensje Melchior, Sander Zurhake, Eric Harms, Herman Spinhof en Frénk van der Linden. Laatste wijziging: 17 april 2014, 13:59

Een betrouwbare journalist versjachert zijn goede naam niet aan de commercie, onafhankelijkheid is onbetaalbaar.

Oh ja?

‘In ons vakgebied bestaat de scheidslijn tussen journalistiek en commercie al lang niet meer’, zegt Mensje Melchior (34). ‘Op redacties van vrouwenbladen is het heel normaal dat gezegd wordt “We moeten maar eens over probiotica gaan schrijven”, omdat daarmee advertenties worden binnengehaald.’

‘Ik wil liever niet met commerciële opdrachten bezig zijn’, zegt Sander Zurhake (26). ‘Maar het wordt een freelancer wel moeilijk gemaakt om puur te blijven.’

Is het nog mogelijk om als journalistieke freelancer die puurheid te beschermen en toch de hypotheek te betalen (als je die al krijgt)?

‘Dagbladen betalen dramatisch slecht. Ze zijn wel belangrijk voor je naam, zegt zelfstandig journalist Eric Harms (44).

‘Sinds vorig jaar zijn mijn inkomsten uit journalistiek werk met 50 procent gedaald’, zegt Herman Spinhof (58). ‘Ik houd nu de tuinen van andere mensen bij om mijn inkomsten aan te vullen.’

‘De muren tussen commercieel, niet commercieel en onafhankelijk worden afgebroken’, zegt Frénk van der Linden (52). ‘Ooit had ik voor het weekblad De Tijd een interview met Jan Blokker. Op de cover stond: “Ik ben mijn eigen maatstaf”. Destijds vond ik die uitspraak getuigen van een ongelooflijke arrogantie. Nu kom ik langzamerhand tot het besef dat Blokker gelijk had: wij worden onze eigen rechters, we moeten zelf, ieder individueel, onze ethiek uitvinden’.

Traditioneel hadden zichzelf respecterende journalisten zich verschanst achter een Chinese muur, onkwetsbaar voor financiële verleidingen. Wie makkelijk geld wilde verdienen moest maar overlopen naar de vijand en voorlichter worden. Het schrijven van jaarverslagen en brochures lieten de ware vakbroeders over aan tekstschrijvers, een beroep dat, nou ja, toch een beetje als hoererij werd beschouwd. Veilig verborgen achter hun beweerde objectiviteit eigenden journalisten zich het recht toe de hele wereld, inclusief eigen vakgenoten, de maat te nemen.

Past zo’n houding nog in de werkelijkheid?

Commerciële voorlichters kunnen nog altijd geen actief lid worden van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). Maar er zitten forse bressen in de muur. De snelst groeiende sectie van de NVJ is die van de freelancers. En met name in die groep ZZP’ers zijn hooguit enkele witte raven nog zuiver op de oude graat.

Ik sprak voor dit artikel met vijf gepassioneerde journalisten. Allen freelancers, allen hoog opgeleid (minimaal HBO), de jongste 26, de oudste 58. Eén van de vijf, Zurhage, studeert nog en verdient net genoeg om de gaten in zijn begroting te dichten. Van de overige vier variëren de bruto-inkomsten van nog geen 30.000 euro tot ver boven de ton. Allen koesteren zij hun professionele onafhankelijkheid. ‘Daarin ben ik ouderwets’, zegt Zurhake, de jongste van de vijf: ‘Als ik straks met zuiver journalistiek werk mijn hoofd niet boven water kan houden, kies ik een ander vak. Als de journalistiek niet wil investeren in jonge mensen, dan moet de journalistiek dat zelf weten. Maar dan wil ik daar geen onderdeel van uitmaken.’ En toch zegt ook hij, bijna tussen neus en lippen: ‘Okay, een reisreportage als schnabbel zou ik niet weigeren.’ Want geen van de vijf freelancers die ik spreek blijkt een Prinzipenreiter te zijn als het op zulke keuzes aankomt.

Spinhof, de meest principiële van de vijf, trekt de lijnen scherp: ‘Ik heb nog nooit als journalist voor een commercieel bedrijf gewerkt. Als ik dat zou doen, kan ik er later niet meer over schrijven. Collega’s raden me wel aan om opdrachten als tekstschrijver aan te nemen, financieel zou dat ook aantrekkelijk zijn. Maar als ik dat doe, moet ik ophouden mezelf journalist te noemen.’

Spinhof geeft wel, als bijverdienste en zonder scrupules, les aan voorlichters, ‘mijn toekomstige opponenten’.

En na een uur praten, zegt hij tot mijn verrassing: ‘Ik schrijf wel advertorials voor de Arnhemse Koerier.’ Hij draagt er meteen de verzachtende omstandigheden bij aan: ‘Er staat bovenaan de pagina duidelijk dat het advertorials zijn. En ik wil mijn naam niet onder zo’n artikel, ook al heb ik het wel geschreven’.

Veroorzaakt dat geen problemen als hij later voor een nieuwsstuk terug moet naar zo’n adverteerder?

Niet meer problemen dan acceptabel, zegt Spinhof. ‘Het zijn de gebruikelijke spanningen die tussen redactie en adverteerder kunnen ontstaan. Ik schrijf nu voor de Arnhemse Koerier over scholen. Die scholen adverteren ook. Reken maar dat mijn artikelen door de commerciële afdeling van de Arnhemse Koierier goed worden gelezen. Maar de redactie is wel beschermd door een redactiestatuut. Als ik een advertorial schrijf, dan is dat voor verantwoordelijkheid van de zakelijke redactie, ik sta daar zelf buiten.

Van der Linden, wat betreft inkomen verreweg de meest succesvolle van de vijf: ‘Met journalistieke opdrachten verdien ik nog niet de helft van mijn inkomen. Met journalistiek werk is het verdomd lastig om je hoofd boven water te houden, tenzij je in loondienst bent of Matthijs van Nieuwkerk heet.’

Hij is kritisch over de door kwaliteitsmedia bejubelde eigen onafhankelijkheid: ‘Je ziet kranten die zelf winkels runnen, die hun lezers reizen aanbieden. Nicolaas Klei schrijft voor het AD over wijn, dat doet hij goed, ik lees het met plezier, maar hij is ook een van degenen die wijnen selecteert voor de lezersaanbieding. NRC Handelsblad runt, volgens mij zonder slijterijdiploma, een van de grootste drankwinkels van Nederland en je kunt er boeken en films kopen waarbij vaak de autoriteit van redacteuren wordt gebruikt om de koopwaar aan te prijzen. Naar mijn idee ontstaat er een geloofwaardigheidsprobleem wanneer een regulier kwaliteitsmedium een eigen winkeltje runt. Maar je kunt ook niet meer pretenderen dat ethische regels in marmer gehouwen staan. Wie zulke regels probeert vast te stellen, schiet op een bewegend doel. De complexiteit wordt steeds groter.’

Harms studeerde Nederlands, werkte in een slachthuis, en kwam via die zigzagweg bij Cobouw terecht. Daar zochten ze verslaggevers die behalve van Vondel ook van wanten wisten. Hij werd verliefd op het vak, vooral zijn werk op de parlementaire redactie van Cobouw in Den Haag fascineerde hem – maar die werd opgeheven. Te duur. Harms: ‘Na zeven jaar forensen tussen Utrecht en Den Haag, was ik er ook wel klaar mee.’ Dus vertrok hij in 1996 bij Cobouw. Harms kreeg een baan buiten de journalistiek, als communicatieadviseur bij het Nationaal Dubo Centrum (Duurzaam Bouwen). Het viel hem tegen, na de vrijheid die hij had genoten in zijn journalistieke werk. ‘Ik liep op tegen de bureaucratie, tegen bazen die er niet tegen konden als ik ze wees op zaken die in mijn ogen fout liepen – na een jaar had ik het wel gezien. Ik wilde terug naar de journalistiek.’ Maar banen bleken dun gezaaid. In 1998 vestigde hij zich als freelancer. Als ZZP’er haalt hij nu jaarlijks een omzet van ruim 35.000 euro.

Harms begon zijn freelance loopbaan met opdrachten voor vakbladen in de bouwwereld. Real Estate Magazine. Pro, een uitgaven van de Nederlandse Organisatie van Projectontwikkelaars. Aedes Magazine, het blad van de woningbouwcoöperaties. Harms: ‘Aedes was een van mijn eerste opdrachtgevers. Het blad van een belangenorganisatie, dus je denkt: dat kán niet onafhankelijk zijn. Maar dat is het wel, inclusief een redactiestatuut.’

Dagbladen waren voor Harms financieel nauwelijks interessant gezien de ‘dramatisch slechte betaling’.  Maar de marktwaarde van een freelancer wordt mede bepaald door presentie in gezaghebbende algemene media. ‘Als je daar niet met je naam in staat, word je ook minder interessant voor andere media.’

Zomer vorig jaar rinkelde de telefoon niet meer. Harms: ‘Twee weken lang stond er helemaal niets in mijn planning. Wat als iemand mij toen een vetbetaalde hypercommerciële opdracht zou hebben aangeboden? Ik worstel nu nog met de vraag of ik dan ja of nee gezegd zou hebben.’

De principiële opvattingen die Harms had gekoesterd als beginnend journalist, stuitten in magere tijden op de schrale werkelijkheid. ‘Ik moest keuzes maken en concessies doen aan mijn journalistieke grondbeginselen. In die periode heb ik zowel onafhankelijk als gebonden werk gedaan. Daarbij was het voor mij wel duidelijk dat ik geen PR en geen reclame deed, mijn werk moet altijd een journalistieke invalshoek hebben. Die invalshoek vind ik belangrijker dan het medium of de opdrachtgever waar ik voor werk.’

Harms verbreedde zijn werkveld: ‘Met een vriend ben ik Het Communicatie Buffet voor het midden- en kleinbedrijf begonnen. We geven adviezen en ondersteuning.’

Levert dat geen belangenconflicten op?

Harms: ‘Ik houd dat advieswerk apart van mijn journalistieke werk, we hebben er een eigen vennootschap onder firma (VOF) voor gestart. Een gevolg is wel, dat ik niet meer voor onafhankelijke media over individuele bouwbedrijven kan schrijven. Voor branchebladen kan dat nog wel, vind ik.’

Op de School voor Journalistiek, die zij in 2001 verliet, leerde Melchior: je betaalt voor je eigen eten, je eigen hotel, je eigen tickets. ‘Een beetje ouderwets’, zegt zij, niet zonder gevoel voor understatement. Melchior: ‘Commercie is op de School voor Journalistiek een vies woord, maar die commercie is wel een realiteit. Voor Columbus Magazine heb ik met veel plezier reizen naar IJsland en Corsica gemaakt waarbij een deel van de kosten werd betaald door een reisorganisatie. Dan kan de School voor Journalistiek wel roepen dat je zo’n opdracht niet mag aannemen, maar zo werkt het al lang niet meer.’

Het is niet ongebruikelijk dat bij bladen – buiten belang van ’s lands schatkist, terwijl voor een individuele journalist een simpel gratis abonnement al als loon in natura wordt beschouwd, dat wel – voor vele duizenden euro’s geschenken binnenkomen. Boeken, CD’s, cosmetica. Melchior herinnert zich een redactie waar die verlokkertjes verloot werden. ‘Bij een tombola won ik zo eens een gezichtscrème die driehonderd euro kostte.’ Ze schroomde niet de crème ook te gebruiken.

Na een stage bij (toen nog) Nieuwe Revu bleef Melchior freelance voor het weekblad werken. Vervolgens kreeg zij een deeltijdcontract bij Medisch Contact. In 2007 ging zij met een jaarcontract naar de gratis krant Dag, aanvankelijk om de pagina’s Gezondheid en Psychologie op te zetten, daarna als nieuwscoördinator. Melchior: ‘Toen de boel instortte, besloot ik te gaan freelancen, dat doe ik nu zo’n anderhalf jaar’. Zij had vorig jaar een jaaromzet van 50.000 euro, dat zal dit jaar minder zijn, verwacht ze. De basis van haar praktijk wordt gevormd door een overeenkomst met het blad Santé, waaraan zij een vast aantal artikelen levert. Dat kost twee dagen per week en stelt haar in staat in ieder geval de huur te betalen.

Melchior: ‘Ik heb een bedrijf, dat moet ik gezond houden. Ik werk niet voor kwakzalvers en ik probeer me verre te houden van de farmaceutische industrie. Dat zijn de belangrijkste beperkingen. Ik schrijf geen jaarverslagen omdat ik het niet leuk vind en het niet nodig heb, maar ik zou er principieel geen enkel bezwaar tegen hebben.’

De norm, dat ben je zelf, zegt Melchior in navolging van Jan Blokker. ‘Ik wil als journalist zelf uitmaken of ik mijn onafhankelijkheid verlies. En aan de andere kant wil ik ook een vette opdrachtgever niet zomaar kwijtraken. Het helpt daarbij als je ervoor zorgt dat je een brede portefeuille hebt. Ik zou fulltime over mijn specialisme, gezondheidszorg, kunnen schrijven. Daarmee verdien ik het meest en het kost me de minste tijd. Maar ik wil me ook op andere gebieden ontwikkelen, met opiniestukken voor HP/De Tijd, een interview met Jan Taminiau voor het AD, een stuk over vrouwen die door de crisis kostwinner worden.’

Melchior wil een journalistiek boek schrijven met persoonlijke journalistieke verhalen. ‘Dan moet ik wel een dag erbij pakken dat ik niets verdien. Maar dat boek is dan wel mijn kind. En ik bouw er een naam mee op.’

Goed kunnen schrijven, zegt Melchior, is een onderdeel van haar vak. En waarom zou een journalist die vaardigheid niet te gelde maken? ‘Bij de meeste commerciële opdrachten ben je geen journalist, maar tekstschrijver. Als de opdrachtgever die teksten wil veranderen, zou ik daar geen principieel bezwaar tegen hebben. Die opdrachtgever wil gewoon een leuk boekje waar hij trots op kan zijn.’

Is er wellicht ook een compromis mogelijk tussen het beginsel van kritische onafhankelijkheid en het adagium dat wie betaalt ook bepaalt?

Van der Linden werd enkele jaren geleden benaderd door het reclamebureau FHV/BBDO met de vraag of hij drie geschreven portretten wilde maken van koppels tekstschrijvers en vormgevers. Driemaal 750 woorden voor, destijds, driemaal 7500 gulden. Hij zou alle vrijheid krijgen. Van der Linden: ‘Ik zei: “Dat wil ik wel doen, maar ik weet nu al dat het niks wordt”.’ Dus deed Van der Linden een voorstel: hij zou één portret schrijven, bij wijze van proef. FHV/BBDO zou daar het afgesproken bedrag voor betalen, ongeacht of het artikel gepubliceerd zou worden of niet. Daarna zou pas definitief besloten worden over de volledige opdracht. Van der Linden: ‘Het koppel dat ik vervolgens portretteerde, had de Douwe Egberts account in portefeuille. We hadden een leuk gesprek, het interview is klaar en ik loop weg, en wat zie ik op het aanrecht staan: een pak Supra van Van Nelle. Dat scheelde een dubbeltje per pak zeiden ze, vandaar. Dus de eerste zin van mijn stuk werd: “De reclamemakers van Douwe Egberts drinken koffie van Van Nelle.” Ik kreeg voor dat stuk keurig betaald, maar de opdracht ging niet door.’

Zo royaal zijn opdrachtgevers niet altijd.

Zurhake, bestuurslid van Vers in de Pers (de jongerenafdeling van de NVJ), haalde in 2008 zijn diploma van de School voor Journalistiek in Utrecht. ‘Daar werd toen nauwelijks aandacht besteed aan de freelance praktijk. Peter de Vries, de nieuwe directeur, maakt daar nu meer werk van’.

Zurhake staat aan het begin van zijn journalistieke loopliep loopbaan. Hij liep stage bij het UN/AD en bij NRC Handelsblad. Zurhake: ‘Van collega’s binnen de NVJ hoor ik dat ze na een succesvolle stage het aanbod krijgen om te blijven tegen stagevergoeding. Dat kan toch niet! Dan moet je wel een hele vette eigen reserve hebben en dat hebben de meesten niet.’ Zelf begon hij, na een jaar waarin hij met kortlopende contracten werkte voor NRC Handelsblad, aan een masteropleiding Conflictstudies. Zurhage schrijft, naast zijn studie, zo’n twee artikelen per week voor UN/AD. Zurhage: ‘Sinds Christian van Thillo daar de baas is, zijn de freelance tarieven vrijwel gehalveerd tot 60 euro per 400 woorden. Dus veel levert het niet op.’

Het liefst zou hij een vaste aanstelling bij een krant krijgen. Dat zal moeilijk worden – het aantal Plasterk-banen (werkervaringplekken op initiatief van ex-minister Plasterk, red.) is beperkt en veel redacties willen juist af van hun vaste krachten.

Het is een probleem waar veel beginnende journalisten mee kampen: ze zijn geen freelancer uit vrij keuze, maar omdat de markt hen geen andere mogelijkheden biedt.

Zurhake schrijft vooral over Utrecht. ‘Allemaal best leuk’, zegt hij. ‘Maar mijn werkelijke belangstelling gaat nu toch uit naar Afghanistan.’ Daarom koos hij ook voor de master Conflictstudies, als voorbereiding op de vervulling van zijn professionele droom: een correspondentschap.

Veel journalisten hebben geen kennis van militaire zaken, zegt Zurhake. ‘Door mijn opleiding krijg ik inzicht in internationale conflicten.’ Hij reisde naar Bosnië, Kosovo en Servië om te testen of hij het aan zou kunnen. Zurhake: ‘Ik denk dat ik, door mijn studie, meer kan leveren dan een doorsnee verslaggever.’ Door die meerwaarde hoopt hij zichzelf te ontworstelen aan het schrijven van stukjes voor een paar dubbeltjes per woord.

Een freelancer investeert voortdurend in zichzelf. ‘De Arnhemse Koerier betaalt mij 30, 40 euro voor een stukkie van 400 woorden’, zegt Spinhof. ‘Toch neem ik dat net zo serieus als een beter betalende opdracht want mijn naam staat er wel onder.’

Voor Van der Linden bestaat er ook geen direct verband tussen kwaliteit en betaling: ‘Ik ontvang 390 euro bruto voor een interview bij het radioprogramma Kunststof. Daarvoor moet ik dan bijvoorbeeld wel 500 pagina’s van Arnon Grunberg lezen.’ Maar veel werk wordt hem uit handen genomen door redacties die het voorwerk doen, erkent hij. Dat stelt hem in staat zijn vleugels breed uit te slaan, hij doet interviews voor Het Parool, de NPS, Het Gesprek, de NCRV en RTV Noord Holland. Daarmee verdient hij zijn basisinkomen, 60.000 euro per jaar bruto. ‘Het is meer dan een schijntje, maar ook niet overbetaald.’ Langs de zijlijn verdient hij ruimschoots hetzelfde bedrag met congressen, optredens als dagvoorzitter en dergelijke.

Melchior weigert voor een schijntje te werken: ‘Dan maar een interview minder voor een verhaal. Of ik doe een telefonisch interview. Ik zorg er natuurlijk voor dat het een goed verhaal wordt want mijn naam staat erbij. En sommige verhalen kan ik dus gewoon niet maken, omdat ze me teveel tijd kosten. Ik ga echt niet voor tien euro per uur werken.’

Spinhof studeerde massacommunicatie en sociologie. Hij werkte vervolgens tien jaar bij de Dienst Kijk en Luister Onderzoek van de NOS, waar hij kwaliteitsonderzoek deed. Daar raakte hij op uitgekeken. En het frustreerde hem. ‘Het feit dat ik maar beperkt naar buiten kon brengen wat ik ontdekte, vond ik beklemmend.’ In Düsseldorf werkte hij nog kort (en goedbetaald!) voor het Europees Instituut voor de Media en in Brussel voor Eureka Audiovisual (nog beter betaald!), tot hij vijftien jaar geleden – moe van cijfers en regeltjes – besloot zich als freelance journalist te vestigen.

Vorig jaar bracht hij zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering tot een minimum terug. Aan pensioenopbouw komt hij niet toe. ‘Ik was vast medewerker bij Villamedia, dat is sterk teruggelopen. Broadcast Magazine, waarvoor ik ook regelmatig werkte, verhuisde naar een andere uitgever, waarna ik ook daar veel minder opdrachten kreeg. Voor Wegener maakte ik elke twee weken een pagina over ontwikkelingen in de media. Dat contract liep af en werd niet verlengd. Dus ik moest wel iets aan acquisitie gaan doen. Ik wil nu, als pilot, een portal ontwikkelen over kunst en cultuur in Arnhem en Amsterdam. Dan kom je in subsidietrajecten terecht, dat is een lange weg.’ En hij wil, in samenwerking met De Gelderlander, in Arnhem een debatcentrum opzetten als vervolg op een succesvol, mede door hem georganiseerd, verkiezingsdebat. ‘Ik ben kortom op zoek naar andersoortige activiteiten, in de marge van de journalistiek.’ En zolang dat nog niet rendeert, harkt hij zijn tuinen. ‘Het geeft rust in mijn hoofd, je kunt eens ongestoord nadenken – ik ga er beter van formuleren.’

‘Als de journalistieke ethiek steeds sterker door individuele journalisten bepaald wordt, dan moet je aankomende journalisten geen regels leren, integendeel, je moet ze leren zelf na te denken over dilemma’s en stil te staan bij hun eigen gedrag’, zegt Van der Linden. ‘Ons vak moet het hebben van geloofwaardigheid. Mijn persoon en mijn vak vallen samen. Dus het gaat om mijn persoonlijke geloofwaardigheid. Ik word milder nu ik ouder word. En ik weet beter wat ik wel en wat ik niet doe, terwijl de verleidingen steeds groter worden en de bedragen hoger’. Vaste ijkpunten bestaan niet meer. Van der Linden citeert Jean Paul Sartre: ‘La vérité est dans la situation’.


——-

Bekijk meer van

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Nick Kivits, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.