Sinds we een hond hebben loop ik regelmatig, samen met mijn oudste zoon, een rondje over de golfbaan. Ze hebben een keurig paadje aangelegd, waar wij, niet golfers, ons op mogen begeven. Erbuiten is ten strengste verboden. Het is een schitterend terrein, veel natuur, en de enige plek waar je zo af en toe een man in roze broek kan spotten. Wat is dat toch met die kleding? Zo’n man, die zich al kapot schaamt als ie de Kalverstraat in spijkerbroek moet doorkruisen. Zo’n zelfde man slaat zonder gêne met pijnlijk felgekleurde pantalon een klein balletje de bosjes in. Rode broek, gele trui, roze shawl, het kan allemaal. Trots, arrogant eigenlijk, kijkt hij me aan. In zijn ogen lees ik: ‘kijk mij nou hier zijn, en wat moet jij hier in vredesnaam, plebejer?’ Ik mag ze wel.
Een man en z’n hobby. Mijn zoon heeft sinds kort ook een hobby: golfballetjes sparen. Er liggen er genoeg op de golfbaan, zeker in de vijver naast een van de fairways. Van de zomer haalde een buurjongen er 188 balletjes uit. Dat kon mijn kind niet over zijn kant laten gaan, dus nu spaart hij balletjes. Hij doet er verder niets mee, het gaat puur om het vinden, denk ik. En dat ie fanatiek is heb ik inmiddels gemerkt. Een balletje in de buurt van de green moet je laten liggen, weet hij inmiddels. Met een gelukzalig drafje rende hij laatst op zo’n schijnbaar verlaten exemplaar af, maar helaas de eigenaar van het gevonden voorwerp was ook al op weg. Spelbederf.
Onze wandeling duurt aanmerkelijk langer als mijn eerstgeborene weer tot aan z’n knieën, met opgestroopte broek, in het water staat. Met z’n arm zo ver en zo diep mogelijk uitgestrekt reikt hij naar zijn doel. ‘Pap, jij hebt langere armen, wil jij ‘m pakken?’ Niet dus. Laatst maakte hij het wel erg bont. Tien meter voor ons viel opeens een balletje op de grond. Als vanuit het niets, niemand riep FORE. Dat schijnt toch te horen? Snel stopte hij het in z’n zak. Ik protesteerde nog een beetje. ‘Liggen laten, die is van iemand, die komt ‘m zo zoeken.’ Inderdaad, een minuut later kwam er een vrolijk aangeklede man met speurende blik aangelopen. ‘Hebben jullie een balletje gezien, het moet hier ergens gevallen zijn?’ ‘Ja’, beaamde mijn zoon. Gelukkig, dacht ik. Wat een eerlijkheid. ‘Ik zag ‘m zo in het water plonzen. Daar.’ Met een staalhard gezicht wees hij naar ergens midden in de plas. Een mengeling van trots en schaamte maakte zich van mij meester. Kan eigenlijk niet hè, maar ja, mannen met roze broeken kan ik nou eenmaal moeilijk serieus nemen.