Gedaagde in de onderhavige rechtszaak is journalist, heeft enige boeken op zijn naam staan en heeft in het verleden geschreven voor de Financiële Telegraaf. In 2008 zou hij gaan werken als correspondent in Bangkok voor De Telegraaf. De verbintenis met De Telegraaf is op het laatste moment niet doorgegaan. Op recent op internet geplaatste filmpjes is te zien dat gedaagde zegt verbonden te zijn aan De Telegraaf. In een gesprek op 7 april 2010 zegt hij tegen een Tweede Kamerlid van Groen Links: ‘Ik ben journalist van De Telegraaf.’ En op een ander filmpje zegt hij tegen een receptioniste van een bedrijf: ‘Ik ben van dagblad De Telegraaf”, als hij probeert iemand van het management te spreken te krijgen.
Gedaagde stelt dat hij vanuit een ludieke, en toegegeven provocerende actie, aan de kaak wilde stellen dat De Telegraaf deel uitmaakt van journalistieke en juridische machthebbers die misdaden (zoals bijvoorbeeld kindermisbruik) proberen toe te dekken en de rol daarin van een hoge (justitie-)ambtenaar en een journalist in de doofpot stoppen.
Bij de voorzieningenrechter is niet in geschil dat gedaagde thans niet in dienst is bij De Telegraaf of op enigerlei wijze aan het Telegraafconcern is verbonden. Door zich uit te geven voor Telegraafjournalist neemt hij een hoedanigheid aan die hij in werkelijkheid niet heeft. Uitgangspunt is dat dit onzorgvuldig en in beginsel onrechtmatig is jegens De Telegraaf.
In dit geval acht de rechter de handelswijze onrechtmatig. De Telegraaf heeft er belang bij dat gedaagde zich niet langer als verslaggever van de Telegraaf voordoet. Anders dan gedaagde heeft betoogd kan wel degelijk worden aangenomen dat De Telegraaf schade kan lijden als mensen zich uitgeven voor Telegraafjournalist, terwijl zij dat niet zijn. Daar komt bij dat gedaagde op dit punt enerzijds heeft betwist dat De Telegraaf door zijn handelwijze schade lijdt, maar anderszins heeft verklaard dat het schade berokkenen en in diskrediet brengen van De Telegraaf nu juist één van de door hem beoogde doelen is.
Gedaagde wordt verboden om zich voor te doen als journalist van het dagblad De Telegraaf en/of de suggestie te wekken dat hij op enigerlei wijze verbonden is aan het Telegraafconcern.
Anders ligt dat met betrekking tot de vordering tot het staken en gestaakt houden van de openbaarmaking van de gewraakte filmpjes, voor zover dat betekent dat gedaagde de desbetreffende filmpjes van internet zou moeten (laten) afhalen. Op grond van het bijbehorende commentaar van gedaagde in die filmpjes is daarop immers duidelijk kenbaar dat zijn geveinsde betrekking met de Telegraaf niet serieus genomen kan worden.
Instantie: Vzr. Rb. Amsterdam
Partijen: Uitgeversmaatschappij De Telegraaf t. nep-Telegraafjournalist
Bron: LJN BM9450