Bij brief van 20 februari 2009 heeft Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de Tweede Kamer het openbare deel van het Toezichtrapport inzake toepassing door de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) van art. 25 (aftappen) en 27 (selectie van ongericht ontvangen niet-kabelgebonden telecommunicatie) van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) toegezonden.
De commissie concludeert ten aanzien van art. 25 Wiv 2002, dat de AIVD, behoudens een klein aantal operaties, in overeenstemming met de normen, zoals die in de Wiv 2002 zijn weergegeven, heeft gehandeld. Ten aanzien van art. 27 Wiv 2002 concludeert de commissie dat de AIVD in de motivering van die bijzondere bevoegdheid veelal onvoldoende duidelijk maakt waarom de betreffende persoon of organisatie wordt onderzocht.
In haar rapport gaat de commissie niet alleen inhoudelijk in op de door haar onderzochte zaken. Ook gaat de commissie uitvoerig in op de reikwijdte van de beginselen die moeten worden gehanteerd bij de toepassing van de bijzondere bevoegdheden. Daarnaast geeft de commissie een beschouwing van het begrip ‘nationale veiligheid’ voor zover dit betrekking heeft op de reikwijdte van de inlichtingentaak buitenland. In deze beschouwing kan de minister zich vinden.
De minister deelt niet alle bevindingen waarbij de gevolgtrekking wordt gemaakt dat de inzet van de bijzondere bevoegdheden in strijd zou zijn met de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Zij bespreekt haar standpunt naar aanleiding van verschillende elementen uit het rapport.
Bron: brief van de minister aan de Kamer van 4 februari 2009met bijlage