Deze uitspraak betreft een klaagschrift op grond van art. 552a van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) tegen inbeslagname van goederen bij een journaliste van De Telegraaf. Tegen de journaliste bestond de verdenking dat zij staatsgeheime informatie had gekregen van een medewerkster van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en haar partner, welke informatie zou zijn gebruikt voor reeds gepubliceerde artikelen in De Telegraaf. Op 18 juni 2009 heeft een doorzoeking in de woning van de journaliste plaatsgevonden.
De rechtbank oordeelt er een ‘an overriding requirement in the public interest’ aanwezig was voor de rechter-commissaris om de journaliste om afgifte van de goederen te verzoeken en – na weigering van die afgifte – tot doorzoeking in de woning over te gaan teneinde de staatsgeheime informatie terug te brengen bij de AIVD. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoeking proportioneel was en dat voldaan is aan het subsidiariteitsvereiste.
Met betrekking tot de inbeslagneming en kennisneming aangaande de staatsgeheime stukken speelt het gevaar van het bekend raken van de identiteit van bronnen naar het oordeel van de rechtbank geen rol meer, nu de identiteit van die bronnen reeds bekend was. Ten aanzien van alle voorwerpen en gegevens die geen betrekking hebben op de staatsgeheime stukken, speelt de bronbescherming mogelijkerwijs wel. De voortduring van het beslag op die voorwerpen acht de rechtbank dan ook een ontoelaatbare inbreuk op de vrije nieuwsgaring, zodat alleen ten aanzien van die goederen het klaagschrift gegrond wordt verklaard. De rechtbank geeft de rechter-commissaris de opdracht om de gegevens die betrekking hebben op de staatsgeheime informatie te selecteren
Instantie: Rb Den Haag, Nevenzittingsplaats Haarlem
Bron: LJN BJ3535