Het Kamerlid Recourt (PvdA) heeft schriftelijke vragen gesteld aan de minister van Justitie over de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, hierna: het Hof) inzake uitgeverij Sanoma. Hij heeft gevraagd welke gevolgen deze uitspraak heeft voor de huidige praktijk van huiszoekingen in relatie tot de persvrijheid.
Verder heeft hij gevraagd: ‘Voorziet het huidige wettelijke systeem in de minimale rechtsbescherming die blijkens de voornoemde uitspraak noodzakelijk is? Zo nee, bent u voornemens het wettelijke systeem in overeenstemming te brengen met de in de uitspraak geschetste minimum norm? Zo ja, welke maatregelen gaat u dan nemen om de praktijk te wijzigen zodat deze tegemoetkomt aan de bezwaren van het EHRM?’
Op de eerste vraag heeft de minister geantwoord dat deze uitspraak geen gevolg heeft voor de praktijk rond huiszoekingen, omdat de uitspraak van het Hof daarop niet ziet. Er was in deze zaak geen sprake van een doorzoeking, maar van een bevel tot uitlevering van beeldmateriaal. Desalniettemin bevat de uitspraak aspecten die door het College van procureurs-generaal zullen worden meegenomen in de herziene Aanwijzing over de toepassing van dwangmiddelen tegen journalisten, welke aanwijzing op korte termijn aan de minister zal worden voorgelegd ter goedkeuring.
In reactie op de drie overige vragen heeft de minister geantwoord dat in het begin van dit jaar een conceptwetsvoorstel voor advies aan de Raad van State is voorgelegd, waarin het recht op bronbescherming in het kader van vrije nieuwsgaring in het Wetboek van Strafvordering is opgenomen. De Raad van State heeft hierover inmiddels advies uitgebracht. De minister heeft aangegeven bij het opstellen van de reactie van de regering op dit advies er rekening mee te hebben gehouden dat de Grote Kamer van het EHRM nog uitspraak zou doen in de zaak Sanoma. De consequenties daarvan zou hij dan alsnog, voordat tot indiening wordt overgegaan, onder ogen zien. De minister heeft aangegeven in de toelichting op het wetsvoorstel te zullen ingaan op de overwegingen van het EHRM ten aanzien van de reikwijdte van het recht op bronbescherming en de mogelijkheden om daarop een gerechtvaardigde inbreuk te maken. Voorts heeft de minister aangegeven het conceptwetsvoorstel op korte termijn aan de Ministerraad te zullen voorleggen.