Het Kamerlid Dibi (GroenLinks) heeft schriftelijke vragen gesteld aan de minister van Veiligheid en Justitie over de aanhouding van een fotograaf op Utrecht CS. Ten eerste heeft het Kamerlid gevraagd of de minister de mening deelt dat aanhouding een ongewenst effect heeft op de uitoefening van de vrije nieuwsgaring door journalisten en fotografen. Ten tweede heeft hij gevraagd of de minister de mening deelt dat het maken van foto’s in beginsel voor iedereen mogelijk moet zijn, ook al is het een veiligheidsrisicogebied. Ten derde heeft het Kamerlid gevraagd of er vergelijkbare gevallen zijn en zo ja, of de minister bereid is hiernaar onderzoek te doen.
De minister heeft geantwoord dat het maken van foto’s in de publieke ruimte, zoals in dit geval het Stationsplein te Utrecht, een ieder is toegestaan. Vrije nieuwsgaring ontslaat professionele fotografen of journalisten echter niet van de verplichting om zich te houden aan ter plaatse geldende wettelijke voorschriften. Daarnaast kunnen factoren als de wijze waarop en wanneer foto’s worden gemaakt omstandigheden creëren op basis waarvan een opsporingsambtenaar een interventie kan plegen.
De minister heeft voorts aangegeven dat hem uit het verstrekte ambtsbericht is gebleken dat het fotograferen in de situatie waarop wordt gedoeld volgens de verbalisanten van het KLPD een overtreding opleverde van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000. De minister heeft aangegeven dat het incident door het KLPD is geëvalueerd. Daarbij is geconstateerd dat de mate van hinder of overlast niet of onvoldoende kon worden vastgesteld. Door de dienstleiding van de spoorwegpolitie zijn excuses gemaakt aan de betreffende fotograaf.
In antwoord op de derde vraag, ten slotte, heeft de minister geantwoord dat hem niet bekend is of er nog meer gevallen bestaan waarbij fotografen of journalisten bij hun vrije nieuwsgaring op enigerlei wijze de wet hebben overtreden en vervolgens zijn aangehouden. Het optreden van de spoorwegpolitie is in twee incidenten in het kader van respectievelijk een klachtenprocedure en een interne evaluatie opnieuw gewogen. Daaruit is lering getrokken die bij soortgelijke situaties zal worden meegenomen, aldus de minister. De minister ziet geen noodzaak om daarnaast nog een onderzoek in te stellen.