Ostade Blade eist schadevergoeding van de Staat wegens onrechtmatige daad. Volgens Ostade Blade heeft de Staat onrechtmatig gehandeld door op het kantoor van het onder de verantwoordelijkheid van Ostade Blade uitgegeven blad Ravage huiszoeking ter inbeslagneming te verrichten in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek tegen de daders van drie in oktober 1995, januari 1996 en april 1996 gepleegde bomaanslagen. Tijdens de huiszoeking werd gezocht naar een claimbrief. Toen de brief niet werd aangetroffen is overgegaan tot inbeslagneming van overig journalistiek materiaal. Volgens Ostade Blade was de huiszoeking in strijd met de artikelen 8 (recht op respect voor privé-leven) en 10 (vrijheid van meningsuiting) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
In een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 2 september 2005 is het oordeel van het Gerechtshof ’s-Gravenhage dat de huiszoeking en inbeslagneming niet onrechtmatig waren, gecasseerd en verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad overwoog dat wanneer de Staat wordt aangesproken wegens inbreuk op art. 10 EVRM, het niet aan Ostade Blade is om aan te tonen dat er minder ingrijpende opsporingsmiddelen waren, maar aan de Staat om te bewijzen dat de huiszoeking noodzakelijk was en in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. In een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 29 november 2007 is geoordeeld dat de huiszoeking grotendeels rechtmatig was. Ostade Blade kreeg geen schadevergoeding toegewezen.
De Hoge Raad verwerpt het hiertegen gerichte cassatieberoep. Het door het gerechtshof verrichte onderzoek of was voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is niet in strijd met de wijze waarop deze toetsing dient plaats te vinden. Het gerechtshof heeft evenmin de stelplicht en bewijslast op Ostade Blade gelegd.
Instantie: Hoge Raad
Partijen: Stichting Ostade Blade t. Staat
Bron: LJN BI7191