Op 25 augustus 2005 is in Dagblad De Limburger een door Bouten en Mevissen geschreven artikel op de voorpagina geplaatst, met de volgende kop: ‘Bewoners: raadslid “terrorist” in wooncomplex.’ Van Heest is het in de kop genoemde raadslid, en ook in een aantal vervolgartikelen over hetzelfde onderwerp is hij op basis van citaten van medebewoners van het betreffende wooncomplex op soortgelijke wijze getypeerd. Eerder heeft de Rechtbank Maastricht geoordeeld dat De Limburger c.s. door het gebruik van de woorden terrorist en psychologisch terrorist onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank heeft een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 750,= toegewezen.
Anders dan de rechtbank oordeelt het gerechtshof bij het onderhavige arrest dat De Limburger c.s., alle van invloed zijnde omstandigheden overwegende, niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Van Heest, op voorwaarde dat de medebewoners van Van Heest daadwerkelijk de genoemde typeringen hebben gebruikt. Dat dit laatste het geval zou zijn geweest stond ten tijde van de rechtszaak echter niet vast. Nu Van Heest de toedracht van de beweringen gemotiveerd heeft betwist, dient De Limburger c.s. feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat – vóórdat de krant tot publicatie overging – de geciteerde bewoners de gewraakte termen hebben gebruikt, dan wel dat De Limburger c.s. er niet lichtvaardig vanuit ging dat dit het geval was.
Het gerechtshof overweegt expliciet dat deze bewijsopdracht afwijkt van de wettelijke regel uit art. 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor het gerechtshof is er voldoende aanleiding voor een – in het algemeen met terughoudendheid en slechts onder bijzondere omstandigheden toe te passen – uitzondering op de hoofdregel. Immers is in het algemeen wenselijk dat degene die een diffamerende bewering openbaar maakt, – bij tegenspraak – in rechte aantoont over voldoende aanknopingspunten voor de (feitelijke) juistheid van een dergelijke bewering te beschikken, dan wel anderszins niet lichtvaardig te hebben gehandeld.
Instantie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch
Partijen: Uitgeversmaatschappij De Limburger, J. Bouten en R. Mevissen tegen B. van Heest
Bron: LJN BL6579