Het hof te Amsterdam heeft op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering een bevel gegeven aan het Openbaar Ministerie alsnog een strafvervolging in te stellen tegen het Tweede Kamerlid Geert Wilders (PVV). In 2008 had het OM besloten geen actie te ondernemen. Het hof overweegt echter dat de betwiste uitlatingen van Wilders – gedaan in ingezonden brieven, interviews en een film – door hun inhoud en presentatie wel degelijk strafbaar kunnen zijn. Het algemeen belang rechtvaardigt dat Wilders wegens haat zaaien strafrechtelijk wordt vervolgd. Ten aanzien van groepsbelediging oordeelt het hof genuanceerd. Hoewel de meeste uitlatingen als strafbare belediging kunnen worden aangemerkt, is een strafrechtelijke reactie niet altijd nodig. Een uitzondering maakt het hof voor beledigende uitlatingen waarbij vergelijkingen met het nazisme worden gemaakt, in het bijzonder Mein Kampf. Die acht het hof dermate beledigend voor moslimgelovigen dat een strafvervolging gerechtvaardigd is. Zolang een uiteindelijke veroordeling van Wilders proportioneel blijft, hoeft deze volgens het hof niet in strijd met de uitingsvrijheid van artikel 10 EVRM te komen.
Instantie: Gerechtshof Amsterdam
Partijen: beklagprocedure tegen niet vervolgen van Geert Wilders
Bron: LJN BH0496