word studentlid

— maandag 9 december 2019, 11:10 | 0 reacties, praat mee

Robert Bas, verslaggever tussen de wolven en de beren

Robert Bas, verslaggever tussen de wolven en de beren
© TRIK

NOS-verslaggever Robert Bas werd eind oktober ineens zelf nieuws toen hij werd gegijzeld door de rechtbank omdat hij weigerde zijn bronnen prijs te geven in een lopende strafzaak. Hij is de ‘staats- en straatterreur’ meer dan zat. Volgend jaar stopt hij met de journalistiek. Laatste wijziging: 10 december 2019, 10:30

Dit artikel wordt met je gedeeld door NVJ-lid Rik Bolt. Ook lid worden?

Het gaat ‘helemaal prima’ met Robert Bas (54). De NOS-verslaggever klinkt, een week nadat hij 30 uur in een cel doorbracht, nuchter aan de telefoon, laconiek bijna. Eind oktober besloot de Rotterdamse rechtbank Bas te gijzelen omdat hij weigerde te getuigen en zich beriep op zijn journalistieke verschoningsrecht in een lopende strafzaak over de vergismoord op GGZ-directeur Rob Zweenkhorst in 2014. ‘Voor een heleboel mensen kwam de gijzeling als een verrassing’, zegt Bas een paar dagen later in een Rotterdams café. ‘Maar van onze kant zagen we het wel aankomen. Ik was goed voorbereid. Ik had mijn rugzak bij me met een tandenborstel en m’n boeken.’ Grijnzend: ‘The Habsburg Empire, over een rijk geplaagd door zijn eigen bureaucratische systeem. Dat leek me wel gepast.’

Was het voor jou meteen helder dat je het hierop wilde laten aankomen?
‘Zeker. Toen duidelijk werd dat ik zou worden opgeroepen als getuige, omdat er een aantal tapgesprekken tussen mij en mijn bron in het dossier zaten, heb ik een paar sessies met de hoofdredactie gehad om uit te stippelen wat we zouden doen. Ik was er eigenlijk snel uit dat ik me principieel wilde beroepen op mijn verschoningsrecht. Dat de kans bestond dat ik gegijzeld zou worden, was een risico dat ik dan maar moest nemen. Want elke millimeter ruimte die we toegeven als journalisten, zijn we kwijt.’

Ik kan me voorstellen dat het toch anders voelt als de celdeur eenmaal achter je dicht slaat.
‘Nou ja, ik wist dat het tijdelijk was. Maar het was een ervaring, absoluut. Normaal gesproken kom je als journalist alleen in een gevangenis op een open dag, en zie je alleen wat ze willen dat je ziet. Nu maakte ik het systeem mee als gedetineerde. Toen ik aankwam moest ik me net als ieder ander uitkleden en kniebuigingen maken om te kijken of ik niets mee naar binnen smokkelde. Regels zijn regels. Je krijg geen speciale behandeling omdat je journalist bent. Ik heb wel dingen gezien waarvan ik dacht: interessant om te weten dat het zo werkt.

De absurditeit van het systeem, bijvoorbeeld. In Middelburg heb ik in mijn kleren moeten slapen omdat al mijn spullen me waren afgenomen. Ik wilde me de volgende dag wassen en omkleden, maar dat ging niet omdat ik geen formuliertjes had waarop je dat moest aanvragen. Dus moest ik eerst een formuliertje aanvragen waarmee ik mijn spullen kon opvragen. Als je vraagt waarom, dan is het antwoord: zo zit het systeem in elkaar. Elke logica ontbreekt. Over bureaucratie gesproken.’

Het is vrij zeldzaam dat er tot gijzeling van een journalist wordt over gegaan. Bovendien is vorig jaar de wet bronbescherming aangenomen, na dertig jaar gesteggel. Was je niet ook heel kwaad dat je alsnog in de cel belandde?
‘Ik ben eigenlijk nog het meest boos over wat het Openbaar Ministerie (OM) heeft gedaan, namelijk gesprekken afluisteren tussen een bron en een journalist, de transcripties ervan gewoon in het dossier stoppen zodat een advocaat erover kan beschikken, en mij daar niet over inseinen. Daar zitten risico’s aan voor zowel mijn bron als voor mij. Ik bedoel: het gaat hier wel over een liquidatie-zaak. En dan moet je je voorstellen dat we vorig jaar oktober nog met minister Ferdinand Grapperhaus en OM-baas Gerrit van der Burg op een mooie conferentie in Nieuwspoort stonden, waarop ze allebei het belang van onafhankelijke journalistiek voor het functioneren van de democratische rechtstaat onderstreepten. En dan achter hun rug om – want ik ben er inmiddels achter dat zij geen van beiden zijn geïnformeerd door het OM – gebeurt dit. Daar maak ik me echt zorgen over. Er moet nog heel wat gebeuren daar bij het OM.’

Heb je iets meegekregen van de steun die je kreeg van collega’s die buiten stonden te demonstreren?
‘In eerste instantie weinig. Maar ik was er enorm blij mee toen ik het hoorde. Ook omdat het een belangrijk signaal heeft afgegeven: het was niet alleen een zaak van mij of van de NOS, maar van de hele journalistiek. Marcel (Gelauff, hoofdredacteur van de NOS, red.) heeft dat journalistieke verhaal overal ook heel goed verteld. Ik heb enorme steun gehad van de hoofdredactie, op alle fronten. Die zag het belang van deze zaak, heeft voor goede juridische bijstand gezorgd en mijn familie ontzettend goed opgevangen. Voor mijn vrouw was het erg spannend. Ze komt uit het communistische Roemenië van voor de val van de muur. Ze is een van de laatste politieke vluchtelingen. “Dat dit in Néderland kan gebeuren”, zei ze.’

De raadkamer oordeelde een dag later dat je terecht een beroep op je verschoningsrecht hebt gedaan. Een grote overwinning?
‘Zeker. Toen we deze procedure in gingen wist ik: dit gaan we ooit voor elkaar krijgen. Misschien niet bij de rechtbank of bij het hof. Maar waarschijnlijk wel bij de Hoge Raad en zeker bij het Europese Hof. Dat had zo jaren kunnen duren. Maar bij de raadkamer hadden we eigenlijk de hele buit al binnen. De rechters hadden zich kunnen beperken tot een uitspraak over of ik wel of niet gegijzeld moest blijven, maar er kwam een inhoudelijke uitspraak die nog veel verder ging dan de Europese jurisprudentie. (De rechters oordeelden dat het verschoningsrecht ruim moest worden uitgelegd: niet alleen de identiteit van de bron, maar ook wat er inhoudelijk is besproken valt onder dat recht, red.) Dit was de eerste zaak onder de nieuwe wet bronbescherming, die in onze ogen al veel te beperkt was. En die wet hebben we nu kunnen oprekken tot het niveau waarvan wij denken: dat is werkbaar. Onwezenlijk. Als ik zo terugkijk, is het het allemaal waard geweest.

Toch ben ik nog niet van de zaak af. Er ligt opnieuw een verzoek om mij als getuige te horen. Op 15 januari is er een nieuwe regiezitting en komt de hele kwestie weer aan
de orde. Tot die tijd houd ik me dan ook erg op de vlakte over de inhoud van de zaak.’

Lex Runderkamp, met wie je jarenlang een onderzoeksduo vormde bij de NOS, zegt dat de omgang met het justitieapparaat grover is geworden. Deel je die observatie?
‘Ja. Lex en ik hebben veel onderzoek gedaan in die sector. Toen we zo’n vijftien jaar geleden begonnen konden we heel makkelijk met iedereen praten. Tot en met ministers aan toe. Dat was een belangrijk deel van ons werk: continu op de hoogte blijven, omdat je voorbereid wilt zijn op het moment dat er iets groots gebeurt in Nederland. Maar naar verloop van tijd merkten we dat het voor de overheid steeds meer een doel op zich werd om te achterhalen wie onze bronnen waren. In het topjaar dat ik met Lex samenwerkte, weet ik dat er zeven onderzoeken liepen naar onze verhalen. Dat ging ver hoor. We zijn in dat jaar een paar keer ondervraagd door de Rijksrecherche. En op een dag stonden ze gewoon voor mijn deur. We hadden schema’s in handen gekregen over hoe de inlichtingendiensten dachten dat de liquidaties in Amsterdam in elkaar staken. De dag ervoor hadden we de schema’s in het journaal laten zien. En nu kwamen twee rechercheurs die eventjes ophalen. Het mooie was: één van de twee was zijn identificatie vergeten, dus die moest hij gaan ophalen. Ondertussen heb ik snel Lex gebeld dat-ie moest wegwezen en hij is meteen in zijn pyjama de auto ingesprongen. Ik had niks in huis en hij was natuurlijk de volgende halte. Pure intimidatie.’

Wat betekent deze ontwikkeling voor jouw dagelijkse werk?
‘Waar ik vijftien jaar geleden gewoon met iemand een kop koffie ging drinken in het café, moet ik nu continu nadenken over hoe ik klokkenluiders en bronnen bescherm. Hoe kunnen we veilig communiceren? Veilig afspreken? Veilig informatie uitwisselen? Vergeet niet: Ik ben afhankelijk van die bronnen. Ik heb altijd heel veel tijd gestoken in het onderhouden van mijn eigen bronnen-netwerk. Dat doe ik nog steeds, zodat ik het niet hoef te hebben van woordvoerders, PR-mensen en dat soort types. Als er een grote calamiteit is, wil ik er snel bij zijn. Dan is het belangrijk dat er iemand mij influistert dat ik naar de Maassilo moet rijden, of dat iemand me tipt dat er iets aan de hand is bij een tram in Utrecht.’ Droogjes: ‘Ja, je kan er ook voor kiezen om de persberichten over te schrijven. Maar dat is niet helemaal mijn ding.’

Die bureau-cultuur is wel normaler geworden.
‘Een van de redenen daarvan is natuurlijk de enorme kaalslag in de regionale journalistiek van de afgelopen jaren. Lokale en regionale media zijn enorm uitgekleed. Maar het is ook iets wat we zelf doen. Er is een soort gelatenheid ontstaan in de journalistiek. Toen ik eind jaren ‘80 begon, stond ik met vier, vijf journalisten op een locatie als er iets gebeurde. Nu komt het voor dat ik alleen sta bij incidenten, zeker als het buiten kantooruren is.

‘Een tijdje geleden was er een demonstratie van Koerden hier in het centrum van Rotterdam. Op het moment dat die demonstratie ten einde loopt, breekt er ineens een enorme vechtpartij uit tussen Koerden en Turken. Dus ik bel Hilversum om te vertellen dat we erbij staan en beelden hebben. Zeggen ze: “Oh, er komt net een ANP-bericht binnen dat de demonstratie rustig is verlopen”. Dan heeft het ANP dus weer een woordvoerder gebeld die er ook niet bij is geweest. Dus ik zei: “Kijk maar naar de beelden straks, of je het rustig vindt”.’

Ik zie dat het je irriteert.
“Jazeker! Wij noemen ons verslaggevers. Verslag doe je niet vanachter je bureau of aan de telefoon. Dat doe je door erbij te zijn. Lopen, zien, proeven, praten. Alleen zo spoor je zaken op voordat ze in een rapport worden benoemd. We moeten veel meer de straat op vind ik. Dat betekent soms ook wel eens om 02.00 uur je bed uit moeten als er ergens een incident is. Dat vind ik ook niet altijd lekker hoor – zeker niet in de winter – maar als ik er eenmaal ben denk ik toch: het is goed dat ik hier sta.’

Werken op straat is er ook niet makkelijker op geworden. Wat maak jij zoal mee?
‘Steeds meer bedreigingen, bespugingen, scheldpartijen. Er wordt wel eens een duw gegeven, een schop uitgedeeld. Ik heb heel lang de harde kern van Feyenoord gevolgd en dan gebeurde er ook wel eens iets. Maar dat wist je van te voren, en er was altijd nog sprake van een soort wederzijds respect. Nu komt agressie totaal vanuit het niets. Zeker in bepaalde wijken waar veel jonge mannen met een migratie achtergrond lopen die menen dat we niet op straat mogen filmen. Of bij nationalistische Turken die vinden dat we anti-Erdogan zijn. Maar we stuiten ook op agressie bij demonstraties van gele hesjes of onlangs nog bij de boerenprotestacties. Er ontstaan steeds meer van dat soort groepjes die zich afzetten tegen de ‘mainstream media’ en de NOS in het bijzonder, waar ik rekening mee moet houden.’

Ben je daarop getraind?
‘Ik? Ja, in de praktijk. Haha. In de loop der jaren heeft de NOS wel een werkwijze ontwikkeld zodat we op locatie niet overvallen worden wanneer iets ineens uit de hand loopt. Daar heeft de NOS altijd erg in voorop gelopen. De Telegraaf doet dat ook goed. Als er een indicatie is dat er iets mis zou kunnen gaan, gaat er een beveiliger mee. Vaste prik. Is het heel gevaarlijk? Twee beveiligers mee. Dat komt regelmatig voor. Ik meld me bij demonstraties ook altijd even bij de officier van dienst, zodat ze weten wie we zijn, en ons kunnen waarschuwen als er wat anti-NOS stemming heerst. Dan letten we extra op en halen we het plopkapje met ons logo soms even van de microfoon af.

Het feit dat wij beveiligers moeten meenemen om onze cameramensen te beschermen, is natuurlijk absurd. Tijdens rellen bij het Turkse consulaat twee jaar geleden, kon mijn cameraman nog net op tijd zijn auto – waar al deuken in werden geschopt – inspringen. Hij was echt zwaar ontdaan en wil niet meer mee naar dit soort klussen. Dat kan ik me voorstellen. Het was de enige keer dat ik zelf ook dacht: dit is op het nippertje geweest. Zelf heb ik ook klappen gekregen, en ik heb ze helaas ook uit moeten delen. Maar daarna heb ik een beveiliger gebeld en een halfuur later liep ik er alweer rond. Mijn werk ligt op straat: ik laat me er niet af jagen.’

Ik begreep dat je zo min mogelijk in beeld komt, is dat om deze reden?
‘Ik heb altijd gezegd dat ik mijn werk het beste kan doen als ik niet overal herkend wordt. Bij de rellen met Feyenoord-supporters op de Coolsingel twee jaar geleden (na de misgelopen landstitel, red.) konden de cameramensen de straat niet op. Dat was gewoon te gevaarlijk. Maar ik liep er met mijn iPhone gewoon tussen te filmen. Mensen herkennen mij niet. Het enige verschil tussen mij en ieder ander, was dat ik horizontaal filmde en de rest verticaal. Met de NOS heb ik daarom van begin af aan de afspraak dat ik alleen in noodgevallen voor de camera ga.’

Sinds je gijzeling heb je dus tegen wil en dank een bekend hoofd gekregen.
‘Ja, ja ja. Met name bij mij in de buurt. Het hondje uitlaten duurde ineens een uur langer. Maar dat zakt wel weer weg hoor. Ik ben snel naar de kapper gegaan, dat scheelt al.’

Heb je nog plezier in je werk?
‘Zeker, anders zou ik het niet doen. Je moet steviger in de schoenen staan, dat wel.’

Toch heb je aangegeven dat je rond mei volgend jaar gaat stoppen.
‘De straatterreur en de staatsterreur, zoals ik het altijd maar noem, maken het werk wel minder leuk. En de journalistiek beheerst 24 uur per dag mijn leven – ik sta altijd standby. Dat is intensief. Binnenkort wordt ik 54; dan ga je het toch merken als je weer de hele dag achter zo’n demonstratie hebt aangelopen. Bovendien zit ik nu vijf jaar als correspondent in Rotterdam. De afspraak is dat ik dit maximaal twee keer drie jaar doe en dan zou ik naar Hilversum terug moeten. Ik ben niet iemand voor achter een bureau.’

Wat is nu het plan?
‘Een cesuur. Ik ga met mijn vrouw in Transsylvanië wonen. Ik wil het eerste jaar niets doen, behalve een paar projecten met zwerfhonden en de opvang van kinderen. Ik kijk ernaar uit weer tijd te hebben voor mijn muziek. Ik speel blaasbas en bandoneon maar kom er nu bijna niet aan toe. We hebben gespaard en kunnen daar de komende jaren van leven. Niet luxe, maar ik ben ook niet zo’n luxe-beest. We hebben een huisje in een middeleeuwse stad en een hele oude boerderij ergens in de bergen. Het is fantastisch mooi. Met name op de boerderij zitten we echt tussen de beren en de wolven.’

Zit je nu ook.
‘Haha ja dat is waar. Figuurlijk dan.’

Robert Bas is correspondent Rotterdam en Den Haag voor de NOS. Hij startte zijn carrière daar in 2002 als de helft van een onderzoeksduo met Lex Runderkamp
op het gebied van zware criminaliteit en terrorisme. Bas begon zijn carrière tijdens een studie geschiedenis bij de lokale Rotterdamse krant De Havenloods en later het AD. Van 1995 tot
2002 werkte hij als verslaggever bij het ANP.

Tip de redactie

Logo Publeaks Wil je Villamedia tippen, maar is dat te gevoelig voor een gewone mail? Villamedia is aangesloten bij Publeaks, het platform waarmee je veilig en volledig anoniem materiaal met de redactie kunt delen: publeaks.nl/villamedia

Praat mee

Colofon

Villamedia is een uitgave van Villamedia Uitgeverij BV

Uitgever

Dolf Rogmans

Postadres

Villamedia Uitgeverij BV
Postbus 75997
1070 AZ Amsterdam

Bezoekadres

Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Factuurgegevens

Villamedia Uitgeverij BV
Johannes Vermeerstraat 22
1071 DR Amsterdam

Contact

redactie@villamedia.nl

Redactie (tips?)

Chris Helt, hoofdredacteur

Marjolein Slats, adjunct-hoofdredacteur

Linda Nab, redacteur

Lars Pasveer, redacteur

Trudy Brandenburg-Van de Ven, redacteur

Rutger de Quay, redacteur

Sales

Sofia van Wijk

Emiel Smit

Teddy van der Laan

Webbeheer

Marc Willemsen

Vacatures & advertenties

vacatures@villamedia.nl

Bereik

Villamedia trekt maandelijks gemiddeld 120.000 unieke bezoekers. De bezoekers genereren momenteel zo’n 800.000 pageviews.

Rechten

Villamedia heeft zich ingespannen om alle rechthebbenden van beelden en teksten te achterhalen. Meen je rechten te kunnen doen gelden, dan kun je je bij ons melden.