Taaltip: uit het oog verloren hebben/zijn
Verliezen wordt traditioneel met hebben vervoegd: 'De twee eerste hebt gij verloren ...', 'Wij hebben de wedstrijd verloren.' Maar al lange tijd zijn mensen geneigd om in de betekenis 'kwijtraken', misschien ook wel onder invloed van kwijt(geraakt) zijn, geen hebben maar zijn te gebruiken: 'Wij zijn het contract verloren', 'Ik ben mijn creditcard verloren.' Verloren is hier steeds te vervangen door kwijt. In bepaalde vaste verbindingen is hebben inmiddels vreemd aan het worden en heeft zijn de voorkeur: 'Mijn oma is haar vriendinnen van de lagere school nooit uit het oog verloren.' Toch kan het voltooid deelwoord van verliezen volgens Van Dale (2005) vreemd genoeg alleen met hebben worden gecombineerd ('ik heb iets verloren'). Koenen (2006) en de Schrijfwijzer (2005) noemen wél de combinatie met zijn ('ik heb/ben iets verloren'). 'Ik ben de reisleider uit het oog verloren' richt de aandacht op de situatie nu (er is geen contact meer), terwijl in 'Ik heb de reisleider uit het oog verloren' nog iets doorklinkt van het proces van het kwijtraken.